Dikke briefwisselingen zijn mooi, maar een paar kattebelletjes van W.F. Hermans zijn leuker. Marc van Zoggel, onderzoeksassistent bij het Huygens Instituut, ontdekte in Brussel vier onbekende documenten van de schrijver. Van Zoggel stond het laatste woonhuis van Hermans te fotograferen toen hij werd aangeklampt door een vrouw. ‘Ze bleek in het huis ernaast te wonen en ook de buurvrouw van Willem Frederik en Emmy Hermans te zijn geweest in de vroege jaren negentig. Hermans was niet alleen een groot schrijver, hij was ook ‘très sympa’. Ze had zelfs nog aardige brieven van hem bewaard. Of ik die wilde zien.’

Van Zoggel heeft de vier documenten nu uit- en toegelicht in de rubriek Manuscript van de maand op het Platform Teksteditie. Twee in het Frans gestelde briefjes gaan over het vervangen van het lint van de typemachine. ‘Insérer le ruban de sorte que l’œillet soit entre la bobine et la forchette. / (Les rubans sans œillet sont utilisables: on met un nœud à la plce de l’œillet qui manque.)’ De tweede brief heeft als kop ‘MODE D’EMPLOI’, eronder maakte Hermans een schets van de spoelen en het lint van de typemachine. In het derde briefje doet Hermans, inmiddels slecht ter been, een beroep op de stuurkunsten van Veronique de Broqueville: ‘Est-ce qu’une petite expédition à quelque supermarché vous dirait quelque chose?’

W.F. Hermans was een verwoed schrijfmachineverzamelaar. Hij had een stuk of tweehonderd exemplaren, veelal voor een prikkie buitgemaakt op rommelmarkten. Het Tilburgse museum Scryption heeft zich over Hermans’ collectie ontfermd, wat in 1995 resulteerde in een tentoonstelling. Het is niet bekend of het museum een vijandelijk bod op de opgedoken brieven aan Hermans’ oude buurvrouw heeft gedaan.