Hoe kunst de tijd kan overwinnen

Je moet maar durven om Rembrandt tot een van de hoofdpersonen van je werk te maken. Hij is de schilder in De schilder en het meisje van Margriet de Moor. Het meisje is Elsje Christiaens. Ze komt uit Jutland en heeft een lange barre tocht gemaakt naar Amsterdam, in de zeventiende eeuw ‘the place to be’. Zij zoekt haar oudere zus in de machtigste stad van de Republiek, maar ze vindt haar niet. Op 3 mei 1664 kruisen de wegen van Rembrandt en het meisje elkaar.

Dat ik hier al twee keer de naam van de schilder noem, is Margriet de Moor een gruwel. Ik interviewde haar onlangs en toen zei ze dat ze elke keer een schok kreeg als ze de naam hoorde. In de roman wordt Rembrandt nergens genoemd, niet op de achterflap, niet in de verantwoording, nergens. Rembrandt is een haast onaantastbare mythe. De Moor had een schilder nodig, een persoon van vlees en bloed die uitstekend kon kijken. Zo’n schilder heeft niet meteen een naam nodig.

Het verhaal van Elsje loopt gruwelijk af, dat is in het begin al duidelijk: ze wordt terechtgesteld wegens moord, op de Dam, terwijl het toegestroomde sensatiebeluste publiek kon griezelen en gruwen. De Moor beschrijft de rechtsgang en de terechtstelling uitvoerig. Haar moord op de logementhoudster die haar wilde inzetten voor de prostitutie moet bestraft worden en de openbare wurging van het meisje dient als afschrikwekkend exempel voor het volk.

Op diezelfde dag is de schilder bezig met een intiem schilderij dat wij kennen als ‘Het joodse bruidje’. Hij bekommert zich niet om de terechtstelling, hij zoekt de juiste verf voor zijn doeken. Hij is nog steeds in de rouw om de dood van zijn tweede vrouw die aan de pest is bezweken. Pas als zijn zoon vertelt over wat hij gezien heeft op de Dam wordt hij geraakt en laat hij zich naar het galgenveld overvaren om een piepklein, uiterst eenvoudige tekening van het arme meisje te maken.

Wat mij stoorde bij de eerste lezing is het gebruik van de alwetende verteller. Een verteller expliciet commentaar geeft bij de scènes, eeuwen vooruit springt om te zeggen wat er nu in de stad gebeurt, opmerkingen van Van Gogh opneemt in de tekst en je steeds uit de tekst haalt. Ik dacht ook dat dat het doel was van de schrijfster: de lezer mag niet wegdromen in een spannend historisch verhaal, maar moet bij de les blijven. Toch was dat niet het doel van De Moor. Zij wil eerder laten zien dat je het heden en verleden naast elkaar kunt laten bestaan. In de muziek is zoiets heel gewoon, zei ze, dat er verschillende tempi naast elkaar worden gebruikt.

Pas als je je overgeeft aan die mogelijkheid die romans ook kunnen bieden, laat het verhaal zijn extra betekenis los. Tegenover het gruwelijke lot van Elsje, zet De Moor het schitterende werk van de schilder die ons, over de eeuwen heen, nog steeds weet te ontroeren. De schilder en het meisje is in die zin een ode aan de verbeelding, in eerste instantie de verbeelding van de schilder, in laatste instantie die van de romanschrijver die ook met zijn schepping de tijd uitdaagt tot een duel.

Coen Peppelenbos

Margriet de Moor – De schilder en het meisje. De Bezige Bij, Amsterdam, 256 blz. € 18,90.