Bij schilderijen is het een doodgewoon begrip, maar bij boeken komt het niet vaak langs: provenance. In elke aflevering van Tussen Kunst & Kitsch leert John Hoogsteder de kijker dat de provenance van een schilderij zelfs een factor is bij het bepalen van de waarde. Toch blijft het verhaal over de herkomst van een boek (bij wie stond het in de loop der tijd in de kast?) meestal beperkt tot het noemen van een exlibris op de binnenzijde van het schutblad.

Theo Thijssen plakte nooit een exlibris in zijn boeken. Wel schreef hij vaak zijn naam op een van de eerste pagina’s, gevolgd door het plaatsnummer. Het Theo Thijssen Museum bewaart nog altijd fragmenten van Thijssens eigen bibliotheek. Soms duikt er elders een onbelangrijk boek op, dat ooit bij de Amsterdamse schrijver op de plank moet hebben gestaan. Zeeuwsche mijmeringen van P.H. Ritter Jr. is een romantische reisgids waarvan de moderne lezer huiduitslag krijgt. Theo Thijssen kreeg het boek bij verschijning in 1919 van zijn vaste uitgever C.A.J. van Dishoeck; ‘Voor den heer Th.J. Thijssen/ vriendschappelijk’ luidt de handgeschreven opdracht.

Van Dishoeck gaf wel vaker nieuwe boeken aan de rising star uit zijn fonds. Een enkele keer kreeg Thijssen zijn honorarium zelfs uitbetaald in boeken! Over de typische Van Dishoeck-vormgeving, waarin Thijssens eigen boeken ook waren uitgevoerd, was de schrijver opgetogen: ‘Mijn biezondere dank voor de boekenverrassing met St. Nicolaas; ik heb de fijne bandjes met welgevallen bij m’n collectie ingelijfd’. In een voetnoot bij het artikel dat Wieneke ’t Hoen over de vriendschap tussen Van Dishoeck en Thijssen schreef staat dat er twee boeken overgeleverd zijn met opdracht van uitgever aan schrijver. Maak daar dus maar drie van.

De zojuist verschenen monografie De stoel van Rietveld van Marijke Kuper eindigt met een overzicht van vooroorlogse exemplaren van de iconische leunstoel. Provenance speelt hier een sleutelrol. Musea geven tegenwoordig zelfs de voorkeur aan de aankoop van zo’n iconische stoel met een mooie provenance boven een ‘anoniem’, in het wild opgedoken exemplaar waaraan geen geschiedenis is verbonden. Zo kocht het Rijksmuseum in 2010 voor € 303.000 de witte Rietveld-stoel die in 1923 in de modernistische woonkamer van de schrijfster Til Brugman stond. Uit de uitputtende provenances valt op te maken dat die andere Tussen Kunst & Kitsch-meneer, Frans Leidelmeijer, zeker vier leunstoelen heeft verhandeld. En in 2007 stond er zomaar één op Marktplaats.nl.

De wereldberoemde leunstoel van Gerrit Rietveld kent geen houdbaarheidsdatum. Maar soms blijft er van een stoel niet meer dan een provenance over. Met een beetje geluk nog een foto. De schilder Peter Alma verhuisde zijn zwart gebeitste Rietveld-stoel in 1952 naar het dakterras boven zijn Amsterdamse atelier. Regenbuien, zonnestralen. Na zijn dood in 1969 haalde Alma’s zoon de museale stoel uit elkaar. Van de niet-rotte delen bouwde hij een volière en een kippenhok.