‘De lafaard doet het met een kus’

In 1895 ontmoet Oscar Wilde (1854-1900) de jonge Franse schrijver André Gide in Algiers. ‘Would you like to know the great drama of my life?’ vraagt hij Gide, waarop hij zelf antwoordt: ‘It’s that I’ve put my genius into my life; I’ve put only my talent into my works.’ Het leven van Oscar Wilde kende vele gezichten: familieman, dandy, journalist en schrijver van een veelzijdig, compact oeuvre. Wilde was een van de bekende vertegenwoordigers van het estheticisme (geïnspireerd op Theophile Gautier en zijn credo ‘l’art pour l’art’). In zijn essay ‘The Decay of Lying’ schrijft Wilde: ‘Life imitates art far more than Art imitates life.’ Het is één van Wilde’s beroemde aforismen. Kunst, volgens Wilde, maakt ons bewust van de dingen in de werkelijkheid, daarom moeten we het leven zoeken in de kunst. In het bekende voorwoord in zijn enige roman The Picture of Dorian Gray, schrijft hij dat een boek niet moreel of immoreel is, maar goed of slecht geschreven. Wilde paste zijn esthetische ideaal niet consequent toe in zijn sprookjes, korte verhalen en poëzie. Voor het eerst verschijnt er een vertaling van Wilde’s korte gedichten (‘The Ballad of Reading Gaol’ verscheen eerder in het Nederlands). Marja Wiebes en Margriet Berg maakten een keuze uit Wilde’s gedichten en hebben dezen op uitmuntende wijze vertaald; metrum, rijm en inhoud is allemaal getransformeerd in schitterend en soepel Nederlands.

Wilde werd beroemd door zijn verhalen, roman en toneelstukken. Zijn poëzie is helaas niet van dezelfde kwaliteit. Als dichter was Wilde duidelijk nog zoekende. Hoewel hij een afkeer had van autobiografische literatuur, schreef hij het gedicht ‘Requiescat’ over het overlijden van zijn negenjarige zusje. Het is een van de weinige korte gedichten dat het niveau van zijn proza haalt:

Een lelie, blank als sneeuw,
        Zich nauw bewust
Een vrouw te zijn, zo lief,
        Vol levenslust.

Zij ligt nu in haar kist,
        Onder een steen,
En heeft nu rust. Ik kwel
        Mijzelf alleen.

Het is een knap gedicht over een zwaar onderwerp. De gevoelige Wilde overschreeuwt zich hier niet. Hij imiteert zijn voorbeelden niet, maar blijft dicht bij zichzelf en zijn verdriet. De stijl is bijna sereen. Dat is heel anders in zijn andere gedichten, waar hij wederom te betrappen is op het verloochenen van zijn poëtica. Zo heeft het gedicht ‘E Tenebris’ een religieuze inslag: ‘Daal neder, Christus, help me! Reik uw hand.’ Ook politiek is een thema dat Wilde behandelt in zijn poëzie:

Hoezeer nu Vrijheid boven alles gaat,
        Toch zie ik liever nog Autocratie,
        Dan dat de loze kus der anarchie
Van demagogen ons geluk verraadt.

Hij wilde zich graag meten met zijn helden (Gautier, Baudelaire) uit de Franse poëzie van de 19e eeuw. Wilde’s poëzie werd niet alleen immoreel genoemd, maar ook van plagiaat beschuldigd. Van alle symbolistische gedichten is ‘Symphonie in geel’ het meest geslaagd. Het doel van deze poëzie is de fusie van de verschillende kunsten; dat wil zeggen de suggestie van een synesthesie.

De Temple-olm verliest zijn gloed
        En raakt zijn gele blaren kwijt,
        En ’t bleekgroen van de Theems verglijdt
Als golvend jade aan mijn voet.

In de jaren negentig boekt Wilde grote successen –in tegenstelling tot zijn poëzie- met zijn humoristische, esthetische roman The Picture of Dorian Gray en zijn toneelstukken. Wilde strooit met hilarische aforismen en lyrische beschrijvingen over kunst en schoonheid. In deze jaren is hij ook een bekend persoon in Londen. In het jaar 1895 bereikt Wilde zijn artistieke hoogtepunt met de opvoering van zijn toneelstuk ‘The Importance of Being Earnest’. Een maand voor de opvoering van het stuk gaat hij samen met zijn minnaar Lord Alfred ‘Bosie’ Douglas naar Algiers. Wilde werd toen al meerdere malen bedreigd door de vader van Douglas, Markies van Queensberry, die gruwelde van de relatie van zijn zoon.

Vier dagen na de première van Earnest ontvangt Wilde het beroemde briefje –met spelfout- van de Markies Queensberry: ‘For Oscar Wilde, posing somdomite.’ Wilde, opgejut door Douglas, spant een rechtzaak aan tegen de Markies. De Markies wordt vrijgesproken, maar na deze rechtzaak wordt Wilde aangeklaagd wegens homoseksualiteit, toentertijd verboden in Engeland. Wilde wordt veroordeeld tot dwangarbeid en gevangenisstraf (twee jaar) wegens sodomie.

Zijn tijd in de gevangenis is een hel voor de gevoelige dandy Wilde. Als hij vrijkomt heeft hij geen geld en de samenleving moet niks meer van hem hebben. Hij vlucht naar Frankrijk en verblijft daar op kosten van vrienden; al zijn bezittingen, zijn vrouw en twee zoontjes, is hij kwijtgeraakt na zijn veroordeling. Hij zal zijn zoontjes nooit meer terug zien. Wilde is mentaal gebroken. Langzaam begint hij weer te schrijven, niet met de ‘l’art-pour-l’art’-gedachte in zijn achterhoofd. Nee, Wilde wil het onmenselijke Engelse gevangeniswezen aan de kaak stellen. Het resultaat is zijn beste gedicht, ‘The Ballad of Reading Gaol’ dat hij onder het pseudoniem C.3.3. (zijn celnummer) publiceerde. Het is een meesterwerk en kan zich gemakkelijk meten met zijn beste proza en toneelstukken.

Wilde vindt het moeilijk om te schrijven over zijn eigen lijdensweg. Daarom beschrijft hij in het narratieve gedicht de ophanging van gevangene Charles Thomas Woodridge:

Ik wist alleen welk spookbeeld hem
        Zo opjoeg en verdroot,
Waarom hij deze blije dag
        Zo’n droeve aanblik bood;

De kerel had zijn lief vermoord
        En daarom moest hij dood.

De beschrijvingen over Woodridge worden afgewisseld met zijn eigen ervaringen uit de gevangenis:

Mijn God! De muren van ’t gevang
        Draaiden plots om me heen,
Terwijl de lucht opeens een helm
        Van zengend ijzer scheen;
Al was ook ik een ziel in pijn,
        Mijn eigen pijn verdween.

De lyriek en humor van zijn proza en toneelstukken waarmee hij bekend werd (en waarom hij nu nog bekend is) maakt plaats voor een ingetogen, directe stijl. In een brief aan W.R. Paton schrijft hij over zijn gedicht: ‘It is a new style for me, full of actuality and life in its directness of message en meaning.’ Wilde is na zijn tijd in het gevang niet alleen een ander mens geworden, ook een andere kunstenaar. Wilde doet nu concessies aan de artistieke waarde ten bate van de boodschap die hij wil overbrengen, iets wat hij voor zijn gevangenschap verwerpelijk vond. Nu noemt hij het zelfs propaganda. Aan zijn goede vriend Robert Ross schrijft hij: ‘I think I shall call the whole thing Poésie et Propagande or Dichting und Wahrheit.’ ‘Ballad’ is zijn meest didactische werk, dat zich kenmerkt door veel verschillende stijlen. De afsluitende strofe is het mooiste van het hele gedicht:

Een ieder doodt waarvan hij houdt.
        Dat is het weten waard,
Met koele blik of vleiend woord,
        Elk doet het naar zijn aard.
De lafaard doet het met een kus,
        De dappere met een zwaard!

Na ‘Ballad’ schrijft hij nooit meer iets, hoewel het gedicht direct na publicatie een succes is. Na het sterven van Wilde als familieman, Wilde als dandy, Wilde als publiek fenomeen, is ook de schrijver in Wilde gestorven. In 1900, uitgekotst door zijn land, vervreemd van zijn familie en vrienden, sterft hij op 46-jarige leeftijd in Parijs.

Koen Schouwenburg

Oscar Wilde – Gedichten. Vertaald door Marja Wiebes en Margriet Berg. Plantage, Leiden. 144 blz. € 15,-