‘Als een paard in galop renden zijn gevoelens naar buiten’

Als het aan de visionaire blik van Boris O. Dittrich, oud-D66-politicus, maar dan zonder O., ligt dan krijgen we in de toekomst nog vaak te maken met politieke moorden. In Moord en brand vinden maar liefst twee politieke moorden plaats en wordt een aanslag op de koning (Beatrix is al opgevolgd) ternauwernood verijdeld. De oude koningin krijgt in een alinea ook nog een sneer vanwege haar homovijandige houding, een saillant detail omdat Dittrich tegenwoordig werkt bij Human Rights Watch als advocacy director seksuele minderheden. Dittrich kon bij het schrijven van zijn thriller putten uit de kennis die hij heeft opgedaan als oud-politicus. Het Haagse wereldje vol konkelende en overspelige politici, vol hijgerige journalisten sluit precies aan bij de clichébeelden van de doorsnee burger over zijn volksvertegenwoordigers.

Politicus Pieter Korff, voor even de held van de natie omdat hij bij een tv-interview in huilen uitbarst, wordt enkele dagen na Prinsjesdag vermoord teruggevonden in de kelder van het Tweede Kamer-gebouw. Daar begint het mysterie: wie heeft Korff vermoord en wat was zijn motief? Wat het moordwapen precies is, blijft eerst onduidelijk.

‘Er zwiept rakelings iets langs mijn hoofd. Het is het geluid van een zweep. Dan voel ik een snoer om mijn nek, mijn hals wordt afgekneld. Met beide handen probeer ik het los te trekken, maar het is scherp, het snijdt in mijn vingers. Het koord wordt aangetrokken. Ik voel een helse pijn opvlammen.’

Het geluid van een zweep zwiept rakelings langs mijn hoofd? Een snoer dat binnen twee zinnen verandert in een koord (en later in het boek ijzerdraad blijkt te zijn). Een lekker vet cliché over pijn die opvlamt. Voor de mooie zinnen hoef je niet bij Dittrich te zijn, wel voor potsierlijke beeldspraak: ‘Het maakte een wilde, ontembare boosheid in hem los. Als een paard in galop renden zijn gevoelens naar buiten; hij liep er hijgend achteraan.’

Je kunt aan alles merken dat Dittrich niet goed geredigeerd is en dat hij nog een beginnend schrijver is. Zo gebruikt hij het ik-perspectief voor de politicus Pieter Korff die al in het begin van het boek vermoord wordt en in de rest van de roman geen rol meer speelt. De rest van de thriller is geschreven met een alwetende verteller die alles uitvoerig uitlegt. Een rare keuze omdat één van de hoofdpersonen de speurder Redouan Fouali is die wel van het begin tot het einde een rol speelt in het boek, evenals de dader (wie dat is wordt al halverwege het boek verklapt) en het lag dus meer voor de hand om voor hun personages het ik-perspectief te gebruiken. Dittrich verdeelt de informatie ook heel onhandig. Fouali is een knappe joods-Marokkaanse man met biseksuele kantjes. Kan het politiek correcter? Pas aan het einde van het boek krijgt Fouali een relatie met een vrouw, omdat dat handig is voor het plot. Daarvoor is Fouali volstrekt aseksueel. De moordenaar krijgt daarnaast pas op het einde een hulpbehoevende moeder toebedeeld die gelukkig de beschikking heeft over een garage waar je van alles kunt verstoppen. Vreemd is ook dat de dader op zoek gaat naar handgranaten op internet, terwijl hij ze al twee jaar in huis heeft. Waarom zou je dan nog zoeken?

Het breedvoerige verhaal rammelt naar een einde toe. Zelfs een medium, een soort Char, komt langs om met de doden in contact te komen en ze blijkt dat ook nog echt te kunnen. Maar wat me in het boek nog het meeste stoorde, was de beschrijving van mensen uit de laagste klasse. Er komen er twee in voor. De een is een uitkeringsgerechtigde die zwart bijverdient, veel drinkt en rookt en naar pornofilms met jonge meisjes kijkt. De ander, de moordenaar, is hoofd van de schoonmaakploeg van de Tweede Kamer die als militair een trauma heeft opgelopen tijdens de val van Srebrenica.

‘Wanneer de andere aanwezigen op het terras naar hem zouden kijken, zouden ze een onopvallende man van middelbare leeftijd zien, kalend, een buikje, tatoeages op beide armen, en een verbeten trek om de dunne lippen. Ze zouden een bozige man zien die ontevreden is met wat het leven hem heeft gebracht. Een man die over een jaar of tien met pensioen zal gaan, maar die nu al uitgeblust oogt. Zijn levenskracht lijkt hij te putten uit kritiek op anderen en onvrede in het algemeen.’ Het lijkt wel een karikatuur van een PVV-stemmer. De man houdt ook nog van heftige sm-porno. Het kan natuurlijk toeval zijn dat Dittrich de enige twee mensen uit de lagere klasse zo beschrijft, maar ik vind het toch opmerkelijk. Je snapt meteen waarom D66 nooit een echte volkspartij is geworden. Kan het politiek incorrecter?

Coen Peppelenbos

Boris O. Dittrich – Moord en brand. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 416 blz. € 19,95.