Het zal iedereen die niet meteen de ogen sluit na het lezen van de laatste regel van een boek waarschijnlijk wel eens zijn opgevallen: op de laatste tekstpagina van vrijwel alle romans (en andere prozaboeken) ontbreekt het paginanummer. Een merkwaardig verschijnsel, te meer daar dat tegenwoordig absoluut niet meer nodig is – ik heb het niet opgezocht, maar het lijkt me dat de keuze om het paginanummer weg te laten van de laatste tekstpagina te maken heeft met het zetten: vroeger, in het precomputertijdperk, toen dat nog letter voor letter gebeurde, werd door de typograaf tussen de verschillende woorden een lager stukje lood geplaatst. Indien er ook maar een heel klein beetje speling in het zetsel zat, kon dit stukje lood tijdens het drukproces omhoog komen, beïnkt worden en een afdruk achterlaten tussen de woorden. Bij een groot wit vlak moest er natuurlijk meer wit gezet worden, waardoor de kans op dit zogenoemde ‘witrijzen’ groter werd. Ik vind het wel mooi, zo’n relict, maar ik vraag me af waarom het nog steeds gebruikelijk is om de laatste tekstpagina niet te pagineren – als ik, grotendeels digibeet, het wel heb, is het immers extra werk: de opmaker moet een handeling verrichten om het paginanummer te verbergen. Raadselachtig.

Naar het intrigerende verschijnsel dat het wit zwart wordt heeft Cor Knecht een dichtbundel vernoemd: Witrijzen (Bosch  & Keuning n.v., Baarn 1976). Als handreiking naar de druktechnisch ongeschoolde lezer (Witrijzen? Witrijzen? Wat is dat nou weer?) koos Knecht als prozaïsch motto een passage uit een grafisch leerboek: ‘Tijdens het afdrukken heeft het letter- en insluitwit soms de neiging omhoog te komen. Na een aantal druks kan het zo hoog gekomen zijn, dat het door de letterrollen wordt geraakt en op de afdruk zichtbaar wordt. Dit verschijnsel noemt men witrijzen.’ In zijn poëzie verwoord Cor Knecht het als volgt:

Wit

Ik geef maar een voorbeeld
ik geef maar een voorbeeld aan mezelf
en zeg zomaar wat
en zeg maar wat niet
want de spaties vul je niet in
en tussen de regels door
wordt niet geschreven
en ik zeg het om de open plekken
en ik spaar het uit gene zijde
en ik zet maar wat neer
en ik zit zomaar neer rond
en graaf in de stilte

ik zit er wat bij – het
wit
is gerezen

Onder dit gedicht staat een paginanummer: 6.

Karel ten Haaf