‘Net als haar haar is alles aan dat stuk onecht.’ Connie Palmen, te gast bij het prozafestival Het Grote Gebeuren in Groningen had geen goed woord over voor de recensie van Elsbeth Etty in NRC Handelsblad van afgelopen vrijdag. Interviewster Greta Riemersma citeerde een stukje uit de recensie: ‘Is dit narcisme, of verregaand egoïsme? Of is het een memento mori dat zich (…) om het sterven weeft?’

‘Ja, als een hoogleraar literaire kritiek het al niet weet, hoe moet ik het dan weten,’ sneerde Palmen om daarna zich af te vragen of Etty hier ‘in memoriam’ had bedoeld in plaats van ‘memento mori’. Ook de opmerkingen die Riemersma citeerde uit de column van Youp van ’t Hek deerden Palmen niet echt, want de man was ‘ijdel en dom’. Palmen stelde dat ze al haar hele schrijversleven bedolven was onder kritiek en dat ze zo langzamerhand een dikke huid had gekregen tegen kritiek. Dat was ook de houding van Harry Mulisch en Hugo Claus tegenover critici geweest. ‘Het zijn luizen in de pels van de leeuw,’ herhaalde Palmen, ‘al ben ik meer een leeuwtje. Harry Mulisch was soeverein tegenover de kritiek en daarin is hij een oervoorbeeld voor me.’

Niet alleen Etty en Van ’t Hek kregen er van langs ook de recensie van Arjan Peters in de Volkskrant deugde niet. Palmen noemde de criticus ‘corrupt’, iemand ‘wiens mening je kon kopen’. Alleen de recensie van Joep van Ruiten in het Dagblad van het Noorden kon haar bekoren. ‘Er staat “subliem geschreven”, dat hebt u vast wel allemaal gelezen,’ zei ze met de nodige zelfspot.

Later in het interview ging het gesprek over vrienden en vijanden. Over het thema vriendschap kon Palmen veel vertellen. Het begrip vijand was moeilijker te definiëren.
‘Is Elsbeth Etty een vijand?’ vroeg Riemersma.
‘Nee!’ antwoordde Palmen stellig. ‘Een vijand moet op zijn minst net zo intelligent zijn als jezelf.’
Na gelach van het publiek: ‘Een vijand moet gelijkwaardig zijn.’ Om na enig nadenken en met enige zelfrelativering te concluderen: ‘Misschien heb ik daarom geen vijanden.’