Rouw is verliefdheid zonder verlossing

Dit is het moment om iets zinnigs te zeggen over autobiografisch proza. Autobiografisch proza behelst logboeken, notitieboeken, dagboeken en de autobiografie, al dan niet postuum of tijdens het leven van de auteur gepubliceerd. Autobiografisch proza is populair en is altijd populair geweest. De geestelijke vader van het genre is Jean Jacques Rousseau wiens Bekentenissen wordt beschouwd als de eerste moderne autobiografie. Tot zo ver niets nieuws. Waarom dan een zogenaamd theoretisch kadertje als inleiding? Dit heeft met de ‘beste’ boekenbijlage van Nederland te maken. Na een onzinnig artikel van Pieter Steinz over biografieën over schrijvers, verscheen afgelopen zomer een nietszeggend en zwak artikel van Elsbeth Etty over de autobiografie. Hun NRC-collega Sebastiaan Kort begon in februari al met de onnozelheid, toen hij verslag deed van een optreden waar onder andere Connie Palmen de eerste pagina’s van haar Logboek van een onbarmhartig jaar voorlas. Trefwoorden waren volgens Kort ‘openhartig’ en ‘schaamteloos’ ‘twee kenmerken waar ze slim de ongemakkelijke kantjes vanaf haalde door te stellen dat het aanvankelijk helemaal geen schrijven was geweest wat ze had gedaan, maar “teugelloos aantekeningen maken”.’

Elsbeth Etty maakt eerst een onderscheid tussen literair autobiografisch proza en niet-literair autobiografisch proza (memoires van politici, sporters). Ze stelt zichzelf de vraag waarom ze geen moeite heeft ‘met het exhibitionistische rouwbeklag van A.F.Th van der Heijden?’ Een echt constructief antwoord geeft ze niet, maar het komt er gewoonweg op neer dat Van der Heijden goed kan schrijven en sporters niet. Ook op het verschil tussen autobiografie en fictie krijgt ze geen grip, want: ‘De memoir is kortom een uitkomst voor mensen met een aansprekend verhaal die het talent missen om een roman te schrijven, maar wel de drang voelen zich te uiten.’ In memoirs dienen de gepresenteerde feiten controleerbaar te zijn, hoor en wederhoor etc. Kort samenvattend: een autobiografie is echt gebeurd en fictie is verzonnen.

In de bundel Finding a Form van schrijver en essyist William H. Gass staat een essay over de autobiografie (‘Autobiography’). Het essay gaat over het probleem van kennis, geheugen en herinnering. Gass wijst erop dat er ook fictionele passages in een autobiografie zitten omdat de herinnering slijt en minder betrouwbaar wordt, daarnaast stelt hij: ‘I know of nothing more difficult than knowing who you are and then having the courage to share the reasons for the catastrophe of your character with the world.’ Echter, het betekent niet dat een autobiografie fictie wordt omdat er fabricaties inzitten. Fictie is namelijk altijd eerlijk en is er niet op uit om te misleiden: ‘It announces itself: I am a fiction; do not rely on my accuracy, not because I am untrustworthy, but because I am engaged not in replication but in construction.’ Een roman is een constructie, een autobiografie een replicatie waar herinneringen worden gekopieërd en op papier worden geplakt. Een ander belangrijk verschil is dat in een autobiografie de auteur direct aan het woord is, terwijl in een roman tussen tekst en auteur een verteller zit.

Ik wil helemaal niet dat de gepresenteerde feiten in een autobiografie kloppen. Ik wil dat de auteur feiten en gebeurtenissen zo weergeeft zoals hij/zij het zich herinnert en zijn gevoel daarbij. Het is immers het verhaal van de auteur, zijn of haar perspectief. Zo komen we ook op de ‘trefwoorden’ ‘openhartig en schaamteloos’. Volgens Gass heeft kennis twee polen ‘carnal knowing (…) the measurement of mass and motion’ en ‘spiritual knowing, invisible felt by the inside self.’ De eerste is een lijstje feitelijkheden, de tweede het gevoel bij een gebeurtenis. Een autobiografie over het verlies van je man en de bijbehorende rouw is altijd schaamteloos en dat is geen enkel, maar dan ook geen enkel probleem. Dat is wat je wilt lezen, niet wanneer hij stierf, op welke plaats, welke datum, wanneer de begrafenis was, welke kleur de kist had, wie er koffie dronken de morgen na de begrafenis. Dit is alleen belangrijk als context of decor voor het gevoel. Je leest toch een roman of een autobiografie (naast het plezier en de schoonheid van de roman en autobiografie) om je iets minder ver verwijderd te voelen van het antwoord op de vraag wat het betekent en is om mens te zijn? Ik wil dat de auteur het onzichtbare verwoordt ‘felt by the inside self’. En dan zijn we bij Connie Palmen aan het goede adres met haar Logboek van een onbarmhartig jaar.

Amerika heeft Joan Didion, Nederland heeft Connie Palmen. Stijl, toon en aanpak verschillen, maar beide zijn meesterlijk in het verwoorden van hun gevoel en verdriet. Misschien nog wel belangrijker: hun taal, hoewel verschillend, geeft inzicht in hun binnenhuidse pijn en verdriet.

Logboek van een onbarmhartig jaar is het relaas van een vrouw die haar man heeft verloren. De vrouw is de bekende en goede (dat mag ook wel eens gezegd worden) schrijfster Connie Palmen en de man is de geliefde politicus Hans van Mierlo, die overleed op 11 maart 2010. Het is een verslag van de rouw van Palmen, maar ook gedeeltelijk een portret van Van Mierlo zoals Palmen hem kende. Van Mierlo is een liefdevolle man, slim, belezen, welbespraakt, oprecht; kortom alles wat bij alle hedendaagse politici ontbreekt en wat iedereen verlangt van zijn of haar levensgezel. Van Mierlo was het. Het enige wat Palmen van hem verlangde was om haar niet te verlaten.

Verlangen is een thema dat vaker terugkomt in haar oeuvre, het verlangen naar de liefde of de geliefde en het gerustgesteld worden door de geliefde wanneer deze bij haar is. Het is ook het verlangen om niet te verliezen van de tijdelijkheid; het verlangen om het geluk vast te houden. Liefde en dood zijn bij Palmen dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden. ‘Rouw bedient zich in het lichaam van dezelfde taal als verliefdheid, er is geen onderscheid. De domme organen verhalen van onrust en begeerte zonder weet te hebben van het verschil tussen het verlangen naar een levende en naar een dode.’ Alleen in de liefde volgt de verlossing; het bewerkstelligen van het verlangen. Met de rouw is dat –helaas– anders: ‘Rouw is verliefdheid zonder verlossing.’

Hun liefde is intens. Palmen is erg aanhankelijk en vindt dat niet erg. De aanhankelijkheid is het verlangen om van twee personen in een relatie op te gaan in een eenheid. ‘We denken over het zelf alsof het ons toebehoort, een bezit dat we constant met ons meedragen, eigenhandig gemaakt of verworven, maar dat is schijn.’ Door de dood van Van Mierlo is er dus ook een deel van Palmen verloren: ‘Niet alleen hij is dood, mijn liefste ik is ook dood.’

Een onbarmhartig jaar was het, want er stierven in het beschreven jaar meer dan een handvol bekenden en vrienden van Connie Palmen. ‘De noodzaak van het schrijven is geen literaire, maar een existentiële.’ Het is existentieel omdat het tegenlijk een gevecht is met hétgene wat het leven kenmerkt: de tijdelijkheid. Palmen is uiterst intelligent en weet dat haar moeder gelijk heeft wanneer zij haar dochter voorhoudt: ‘We staan allemaal in de rij kind.’ Maar zo gemakkelijk komt de dood er niet vanaf. De aanwezigheid van een geliefde impliceert altijd een toekomstige afwezigheid. Daar is ze zich bewust van, maar ze wil zich hier niet bewust van zijn. Het is het gevecht met het tijdelijke en het verlangen naar het eeuwige; het verlangen om de tegenstelling op te heffen. Als dit verlangen onmogelijk te realiseren blijkt te zijn, wordt, zonder adempauze tussendoor, gelijk een nieuw gevecht aangekondigd: het gevecht om gewoonte. Rouw is een proces van gewenning. De pijn vermindert nadat de afwezigheid van de geliefde het karakter van een gewoonte krijgt, zonder ooit een gewoonte te worden. Dit is wat anders dan het cliché ‘de tijd heelt alle wonden’. Het is wat Roland Barthes in zijn Rouwdagboek schrijft: ‘de Tijd verzacht de rouw – Nee, de Tijd doet niets overgaan; hij laat alleen maar de emotionaliteit van de rouw overgaan.’

We weten dat we midden in een gevecht zitten met de rouw, maar we weten niet hoe we dit moeten uitvechten. Fictie is aan Palmen dan ook niet besteed in de periode van rouw. Het hierboven aangehaalde Rouwdagboek van Barthes is het eerste boek dat ze leest na Van Mierlo’s overlijden. Literatuur over rouw is haar wapen. Alle bekende titels worden gelezen: Schaduwkind van Thomése, Taal zonder mij van Hemmerrechts, The Year of Magical Thinking van Didion, Contrapunt van Enquist en Patrimony van Philip Roth.

Tussendoor staan in het Logboek ook interessante uitweidingen over de belofte van het genre (logboek) om de waarheid te vertellen. ‘Het bedriegelijke aan de narratieve belofte van dagboeken, logboeken, memoires en autobiografiën, is dat ze eerlijk zijn, dat ze de waarheid vertellen. Ik weet nu hoe het gaat. Ik weet dat je meer níet opschrijft dan wel. Ik weet dat je kronkelt en draait, dat je veel verzwijgt om jezelf en anderen te sparen, maar ook dat het geheugen zelf je al aan het bedriegen is. Het is een onbetrouwbare zegsman. Het eigen geheugen is een verhalenmaker met jezelf als hoofdpersonage.’

Palmen is zich bewust van de gekozen vorm (logboek), inhoud (rouw) en manier van schrijven. Het is zeker geen trucje om de ongemakkelijke kantjes van het beschreven verdriet af te halen, zoals Kort denkt. Het is veel intelligenter dan dat. Het is het problematiseren van het genre, maar ook van de tegenstelling tussen fictie en werkelijkheid (een bekend thema van Palmen), de herinning, waarneming en het geheugen. Tegelijk onderscheidt ze het Logboek van haar literatuur (romans en essay’s) vanwege de eenzijdigheid van de rouw: ‘In de rouw ontbreekt de meervoudige zin. Het is een vernauwing van betekenis. De enige dienst die de werkelijkheid je levert, is je met pijn en droefheid herinneren aan een verdwenen, hoogstpersoonlijke werkelijkheid, niet op de eerste plaats een van de betekenissen, maar van een puur sensuele.’

Het lichamelijk alleen zijn went. Op 23 november schrijft ze: ‘Ik ben eraan gewoon geraakt zonder hem met hem te zijn, me in stilte voortdurend tot hem te verhouden.’ Logboek is niet alleen intelligent, zelfbewust autobiografisch proza, maar nog belangrijker: Palmen heeft in dit logboek met taal de pijn, het ‘invisible felt by the inside self’ beschreven.

Koen Schouwenburg

Connie Palmen – Logboek van een onbarmhartig jaar. Prometheus, Amsterdam. 240 blz. € 19,90