Sommige recensies, die je in een ver verleden hebt geschreven, kunnen terugkomen als een boemerang. Je wilt graag de recensent zijn die de Nederlandse Nabokov ontdekt, niet de recensent die de nieuwe Nabokov weglacht. Goede romans overwinnen recensies en veel slechte romans ook. Een recensie is niet meer dan uitroepteken of een vraagteken in de marge van het boekenvak. In 1995 schreef ik voor het eerst voor de Leeuwarder Courant. Ik had al wel recensies geschreven voor het blad van mijn hogeschool, maar dat waren vingeroefeningen. In dat eerste jaar schreef ik een recensie over Dormantique’s manco van Tommy Wieringa. Ik had me geërgerd bij lezing (in mijn herinnering vooral aan het pretentieuze bohémienachtige van de hoofdpersoon) en schreef een ‘afbraakrecensie’. Dat laatste woord, een juiste typering van mijn recensie, is afkomstig van Hassan Bahara, die Dormantique’s manco deze week in De Groene Amsterdammer bespreekt en tot een totaal ander oordeel komt: ‘dit is een jeugdwerk om trots op te zijn’.

Mijn recensie uit 1995:

Koop geen Turbo-aanstekers!

Voor in het boek Dormantique’s manco bedankt Tommy Wieringa alle mensen die van hem een Turbo-aansteker kochten. Dank zij hen kon hij dit boek schrijven. Een mooi romantisch begin voor een roman. Hoeveel Turbo-aanstekers zou je dan per dag moeten verkopen? En waren die aanstekers van dezelfde inferieure kwaliteit als deze roman?

De hoofdpersoon is Bas. Hij is afwasser. Bas was vroeger verliefd op Nina. Maar toen ging het mis. Nina ging met een ander. Sindsdien leeft Bas aan de zelfkant van de maatschappij. Op het einde van het boek gaat hij dood.

Dormantique’s manco hinkt op vele gedachten. Wieringa had de tragi-komische lotgevallen kunnen beschrijven van de hoofdpersoon. Hij had ook de weemoedig-romantische jeugdliefde tussen Bas en Nina kunnen schilderen. Ook had hij een satirische roman kunnen schrijven over semi-religieuze sekten. Nina gaat met haar ouders een keer op vakantie naar de goeroe Bodhidarma. Terwijl de rest van zijn volgelingen tevergeefs op zijn verschijning zit te wachten, praat zij gezellig met hem in de keuken. Deze passages behoren tot de meest lezenswaardige van het boek.

Maar al die verhaallijnen tezamen maken van het boek een onsamenhangend geheel. Wieringa kiest niet voor een duidelijk verhaal of een eenduidige stijl. Dat is het manco van Dormantique’s manco. Op het eind van de roman ga je je dan ook steeds meer ergeren aan de hoofdpersoon, die op de vlucht voor zijn verloren geliefde naar Marokko en Algerije trekt. Die romantische dwaasheid wordt niet voldoende onderbouwd om geloofwaardig over te komen. Als Bas ook nog wordt neergeschoten wanneer hij illegaal de grens over probeert te gaan, bereikt de pathetiek het toppunt.

Voortaan doorlopen als iemand je een Turbo-aansteker probeert aan te smeren.

Coen Peppelenbos

Tommy Wieringa – Dormantique’s manco. In de Knipscheer, Amsterdam, 230 blz.

Wat mij bij herlezing opvalt is de gretigheid om het debuut af te kraken. Vooral die laatste zin over de Turbo-aansteker is een schop na, het is een poging om zelf lollig te doen over de rug van de schrijver. Tien jaar later schreef Tommy Wieringa me een mail met het verzoek om die recensie van het net te halen. Zijn oordeel over zijn eerste twee romans was ook negatiever geworden. Ik weet niet meer wat ik daarop geantwoord heb. Ik denk dat ik heb gezegd dat al mijn recensies op het net blijven, ook al verraden ze later meer mijn onvermogen dan dat van de besproken boeken. Wel heb ik hem voorgesteld dat hij onder mijn recensie mocht zetten wat hij wilde. Die tekst, een variant van zijn mail, heb ik toen onder mijn stuk geplaatst:

Beste Coen,

kan dat naargeestige stukje van je over Dormantique’s manco niet eens worden verwijderd? Het staat er nu al 7.5 (schrijve: zeveneneenhalf) jaar op. Ik probeer de eerste twee romans langzaam uit het zicht te laten verdwijnen; jeugdwerk, ongedisciplineerde erupties. Dat verdomde internet: terwijl ik me per boek vernieuw, sleept er altijd die dode staart van oude informatie achter me aan. Ik zal onder pseudoniem verder moeten.

Groet uit de bocht van de rivier, Tommy Wieringa

Tommy Wieringa had inmiddels al voor Tzum geschreven. Na de roman Amok (die ik ook niet goed vond), verscheen Alles over Tristan (die ik wel goed vond) bij zijn nieuwe uitgeverij De Bezige Bij. In 2005 verscheen de bestseller Joe Speedboot en dat boek vind ik een van de beste boeken van de afgelopen tien jaar. Ik heb er lezingen over gehouden, ik heb er een positieve recensie over geschreven voor de site Literair Nederland: ‘Als er in boek in de Nederlandse letteren is waar je in deze boekenweek je geld aan moet uitgeven, dan is dat Joe Speedboot van Tommy Wieringa, een roman die je van de eerste tot en met de laatste bladzijde bij de kladden grijpt.’ Ik heb zelfs de Tzum-prijs aan hem uitgereikt. Wieringa heeft geen levenslange wrok overgehouden aan de recensie die ik ooit schreef.

Hassan Bahara vindt mijn recensie over Dormantique’s manco heel slecht.

Maar verdient het het oordeel ‘een onsamenhangend geheel’ dat Peppelenbos erover velde? Nee, absoluut niet, dat gaat eerder op voor de bespreking van Peppelenbos zelf. Niet alleen las hij het boek slecht en vatte hij het nog slechter samen, hij overspeelt ook nog eens zijn hand door de debutant Wieringa te vertellen hoe hij het boek wél had kunnen schrijven. Gelukkig schreef Wieringa het boek voordat hij kennis maakte met de aanmatigende toon van Peppelenbos, want als dit debuut iets is, dan is het wel een buitengewoon samenhangende literaire prestatie van een opmerkelijk talent.

Daar maakt Bahara wel een punt. Los van het feit dat boeken wel vaker geschreven worden voordat ze gerecenseerd worden (alhoewel dat tegenwoordig niet meer noodzakelijk schijnt te zijn) is die toon inderdaad aanmatigend. Ik probeer tegenwoordig, het lukt niet altijd, te voorkomen op te schrijven wat iemand had kunnen schrijven. Ik denk dat ik me pas echt bewust ben geworden van die argumentatie toen ik zelf gerecenseerd werd. Vooral bij de verschijning van de gay-soap Tavenier die ik samen met Doeke Sijens schreef, kregen we kritieken waarin stond wat we eigenlijk hadden moeten doen (meer seks, meer literatuur, meer humor, meer seks, minder Groningen, meer seks). Pas als je het boek schrijft dat de recensent geschreven zou hebben, heb je een goed boek geschreven.

De samenvatting die ik geef van Dormantique’s manco is ook te veel op de lach van de krantenlezer geschreven. Bahara doet het veel beter, al gebruikt hij voor zijn samenvatting meer woorden dan ik voor de hele bespreking tot mijn beschikking had. Dat verdomde internet: ook slechte recensies blijven bestaan. Toch wil ik dat ook die recensies op het net blijven bestaan, al was het alleen maar omdat de ontwikkeling van de recensent te zien is en omdat ook de geschiedenis van zijn oordelen transparant moet zijn. Ik ben het dus met Bahara eens dat de recensie niet goed is. Dat wil overigens niet zeggen dat ik na al die jaren Dormantique’s manco opeens een goed boek vind. Ik durf het niet zo goed te herlezen. Dan blijven er twee mogelijkheden over:

Wieringa en ik hebben hetzelfde (negatieve) oordeel over Dormantique’s manco en hebben gelijk en zouden de roman opnieuw moeten beoordelen of Hassan Bahara heeft gelijk door het debuut van Wieringa uit 1995 in 2011 als een vooraankondiging te lezen van Joe Speeboot: ‘een opmerkelijk zelfverzekerd debuut’.

Coen Peppelenbos