Speedboot in een vliegtuig

Als er in boek in de Nederlandse letteren is waar je je geld aan moet uitgeven, dan is dat Joe Speedboot van Tommy Wieringa, een roman die je van de eerste tot en met de laatste bladzijde bij de kladden grijpt. Hoofdpersoon is Fransje die door een noodlottig ongeval (‘Wie gaat er nou in het gras liggen als ze maaien.’) bijna geheel verlamd in een rolstoel terechtkomt. In het begin van het boek is hij net veertien geworden en zijn familie heeft tijdens zijn coma rond het ziekenhuisbed de verjaardagstaart opgegeten. Als Fransje ontwaakt wordt duidelijk dat hij niet veel meer kan. Alleen zijn rechterarm kan hij gebruiken.

– Dat is net genoeg om te rukken, zegt Dirk.
Praten kan ik voorlopig ook wel vergeten.
– Het was toch nooit veel wat eruit kwam, zegt Sam.

Het is dit sarcasme waardoor je geen enkele kans krijgt om te denken dat hier een zielig verhaal over een gehandicapt jongetje gebracht wordt. Integendeel: Fransje blijkt een bijzonder scherp observator te zijn van zijn familie en de overige mensen in het kleine dorpje waar hij woont.

Fransje ontwaakt uit zijn coma op het moment dat zijn familie rond het bed het heeft over een nieuwe jongen in het dorp: Joe Speedboot. En al vrij snel daarna ontmoet Fransje hem. Als Fransje in zijn kar door zijn broer in een leegstand krot geparkeerd wordt, opdat hijzelf ongestoord naar de kermis kan gaan, doemt daar plotseling Joe Speedboot op. Hij maakt op dat moment kleine bommen en blaast hier en daar in het dorp af en toe wat op. Die nacht blaast hij het elektriciteitshuisje op. Als Fransje niet naar de kermis mag, dan niemand. Het betekent het begin van een bijzondere vriendschap met Joe.

Joe Speedboot is een typische held. Hij weet dingen voor elkaar te brengen waar anderen niet eens aan beginnen. Zo maakt hij met behulp van enkele vrienden van de school van Fransje uit allerlei slooponderdelen een vliegtuig, die wonder boven wonder ook nog de lucht ingaat. In de tweede helft van het boek haalt hij Fransje ook uit zijn isolement wanneer hij met hem naar armworstelwedstrijden gaat. Fransje kan gloriëren met het enige lichaamsdeel dat voluit functioneert en Joe gaat volledig op in zijn rol als manager. Totdat ook dat desastreus afloopt.

Waarom is het boek nu zo goed? Dat ligt aan meer dan alleen het verhaal. Wieringa schrijft scenischer dan in zijn vorige romans. Je ziet de film al voor je. En hij maakt die scènes enigszins grotesk, zonder dat ze volledig ongeloofwaardig worden. Daarin doet hij denken aan John Irving – het is al in meer recensies genoemd, maar ik moest bij het lezen onwillekeurig denken aan Bidden wij voor Owen Meany.

Daarnaast heeft Wieringa in dit boek een goede toon te pakken. Een verteller die niet kan praten, maar wel goed kan nadenken en analyseren en goed kan schrijven. Je zou bladzijden kunnen vullen met mooie zinnen. ‘Ik heb geen moment geloofd dat het vliegtuig bedoeld was om echt op te stijgen, ook al omdat de gas- en chokehendels van een racefietsversnelling waren.’

En tenslotte weet de schrijver je als lezer ook te raken met zijn emoties, al zijn die van een onuitgesproken soort. Als iedereen zijn diploma’s heeft gehaald en het dorpje verlaten heeft, bedenkt Fransjes vader een handig apparaat voor zijn zoon: een brikettenmachine. Fransje kan met zijn krachtige arm oude kranten ontinkten, verpulveren en uiteindelijk tot briketten persen die de mensen in het dorp dan weer bij zijn vader in de garage kunnen kopen. Maanden later blijkt dat zijn vader stapels en stapels onverkoopbare briketten heeft staan en hem toch gewoon doorbetaald heeft om zijn zoon een doel in het leven te geven. ‘Pa kuchte als een motor bij koud weer. Dat was het afschuwelijkst van alles, dat hij net zo verlegen met de situatie was als ik.’ Kortom: het boek is ook nog op een subtiele manier ontroerend. Wat wil je nog meer van een goede roman: ik zou het niet weten.

Coen Peppelenbos

Tommy Wieringa – Joe Speedboot. De Bezige Bij, Amsterdam. 316 blz. € 18,90.

Deze recensie verscheen eerder op Literair Nederland op 7 maart 2005.