Hoe de Nederlandse Staat mijn moeder de genadeslag toebrengt 

Een paar kronieken geleden besprak ik het droevige lot dat de herenboerderij van mijn voorouders te wachten staat als minister Schultz besluit de aanleg van de Blankenburgtunnel door te zetten.

De huidige bewoner van het pand is mijn moeder. Als de minister haar zin krijgt zal zij over twee en een half jaar haar koffers moeten pakken. Dat is een charmante heer, in dienst van Rijkswaterstaat, haar een tijdje geleden komen vertellen.

Mijn moeder is door de wol geverfd als het om onteigeningen gaat. Ze is om zo te zeggen een ervaringsdeskundige. Ze heeft het al drie keer eerder meegemaakt.

Half jaren vijftig van de vorige eeuw – de toenmalige bewindvoeders hadden het idee opgevat een industriegebied aan te leggen naar Duits voorbeeld en kozen als locatie het boereneiland Rozenburg – kregen haar ouders ook ongewild bezoek dat korte metten maakte met de droom om de rest van hun leven door te brengen in een streek waar de geur van gemaaid gras elke nazomer over het land trekt.

Mijn opa en oma zouden drie keer verhuizen, telkens naar een woning die onteigeningsproof heette, maar dat bij nader inziens, vermoedelijk als resultaat van intensief studiewerk van een of andere commissie, toch niet bleek te zijn. Het niet begeerde nomadenbestaan werd mijn oma fataal, zij overleed aan een hartstilstand tussen huis twee en drie in. Mijn opa vond pas rust toen hij zijn geboortegrond voorgoed de rug toekeerde.

Intussen was hun jongste dochter getrouwd met een herenboer wiens landerijen vooralsnog buiten de meedogenloze roofzucht van Vadertje Staat leken te vallen. ‘Leken,’ zeg ik, want de in verhouding luttele hectaren die mijn vader had moeten afstaan aan de vooruitgang, waren niet meer dan een voorbode van iets veel groters.

Het duurde nog een jaar of wat – ik arriveerde net op tijd om de laatste stuiptrekkingen van het bedrijf van mijn vader als eerste herinnering te kunnen opslaan – maar toen was het raak ook.

Mijn vader sleepte de Staat voor het gerecht, niet om de vernietiging van zijn imperium tegen te houden, die illusie was hij al kwijtgeraakt toen hij zijn schoonouders van de ene woning naar de andere had helpen verhuizen, maar om de vergoeding aan te vechten die hem in het vooruitzicht was gesteld. Die was bedroevend laag.

Hij had zich de moeite kunnen besparen. Als mijn vader in die tijd een ‘middle name’ nodig gehad had, zou hij zonder twijfel gekozen hebben voor: Verlies.

Hij verloor alles, zijn land, zijn inkomsten, zijn maatschappelijke positie. Toch was er iets wat de situatie van mijn vader anders maakte dan die van de tientallen vergelijkbare boerenbedrijven die de Staat op haar strooptocht ten val gebracht had. En dat was het woonhuis.

Als door een wonder viel de plek waar de boerderij stond buiten bestaande bestemmingsplannen. Dus mocht mijn vader, als ultieme troostprijs en bij de gratie Gods, in het huis blijven wonen dat sinds het begin van de twintigste eeuw familiebezit was. Vanzelfsprekend tegen betaling van huur, want eigenaar was hij niet meer.

Die rol werd door de gemeente Rotterdam overgenomen.

In het huurcontract kreeg mijn vader weinig rechten toebedeeld, plichten des te meer. Een ervan was dat hij het pand zelf moest onderhouden.

Dat heeft hij gedaan, en na zijn dood heeft mijn moeder die taak voortgezet. In de loop van de jaren heeft zij – steeds voor eigen rekening – talloze restauraties laten uitvoeren. Zo liet ze een nieuwe gevel aanbrengen, trok dakdekkers aan om delen van het dak te vernieuwen, verving vermolmde vensters, deuren, luiken. Het resultaat is indrukwekkend. Dankzij de goede werken van mijn moeder verkeert de laatste boerderij die herinnert aan het oorspronkelijke karakter van het vroegere eiland Rozenburg in perfecte staat.

Vier jaar geleden kwam Rijkswaterstaat in het bezit van het pand. Nieuwe eigenaren, nieuwe contracten. Als mijn moeder gedwongen wordt de boerderij te verlaten komt zij in aanmerking voor een vergoeding die, met een beetje passen en meten, net genoeg zal zijn om de verhuizing te kunnen betalen. Voor vervangende woonruimte wordt niet gezorgd. Kleine lettertjes obligent.

Mijn moeder heeft alle onteigeningen die zij in haar leven heeft meegemaakt getrotseerd met een gezonde dosis relativeringsvermogen.

Daartoe is ze nog steeds bereid, maar ze is er niet meer toe instaat. Ze is 85. De geschiedenis lijkt zich één keer te veel te herhalen.

Aristide von Bienefeldt