Eerst was hij columnist, nu schrijver van zkv’s (een afkorting van zeer korte verhalen) en zijn werk is sinds enige jaren immens populair: A.L. Snijders. Het is nog niet zo heel erg lang geleden dat ik voor het eerst wat van hem las – ik heb tot nu pas drie boeken van hem gelezen: De taal is een hond. Heimelijke vreugde (Uitgeverij Thomas Rap, Amsterdam 2011 [een heruitgave van Heimelijke vreugde II, dat verscheen in 2008]), Bordeaux met ijs. 200 zkv’s (AFdH, Enschede/Doetinchem 2008) en Brandnetels & verkeersborden. 194 zkv’s (AFdH, Enschede/Doetinchem 2012). De man schrijft fijn: stilistisch verzorgde zinnen, dat zie je op het moment helaas niet veel in de Nederlandstalige literatuur, en een inhoud met inhoud. Maar – noem het dialectiek – het is tegelijkertijd die inhoud en de toon waarop hij wordt verwoord, die mij een beetje kregel maakt tijdens het lezen: ik zal veel mensen tegen de schenen schoppen, maar ik vind het zo’n lijzig sociaaldemocratisch koude oorlogstoontje, een beetje de toon die Carmiggelt ook had in zijn politieke ‘kronkels’ (die hij gelukkig niet bundelde, waardoor zijn bundels nog altijd het lezen buitengewoon waard zijn). En wat ik absoluut niet begrijp is de enorme verering van Snijders voor Karel van het Reve, die wordt neergezet als zo’n beetje de grootste denker van naoorlogs Nederland, van de laatste zes à zeven decennia dus; terwijl ik bij (her)lezing van ’s mans Verzameld werk steeds weer tot de conclusie kom dat ik hem nogal onbenullig vind.

Terug naar Snijders. Achterin zijn meest recente bundel Brandnetels & verkeersborden staat een ‘Aantekening van de uitgever’ (op pagina [311]) die eindigt met de alinea

Vanaf de eerste ZKV-bundel uit 2006 vroegen wij onze lezers om opgemerkte fouten en slordigheden aan ons door te geven. In latere drukken kunnen wij ze dan verbeteren. Wij stellen het nog steeds bijzonder op prijs wanneer u daarover mailt: info@afdh.nl.

Nu wil het geval dat ik tijdens het lezen van een boek altijd aantekeningen maak op een papiertje dat ik na lezing voorin het betreffende boek bewaar. Die aantekeningen variëren van mooie zinnen en pregnante of ongewone observaties tot zet-, taal-, spel- en stijlfouten. Van het Brandnetels & verkeersborden-papiertje neem ik over:

Pagina 51: [zetfout, verkeerde afbreking] ‘wij-dopen’;

Pagina 113: [veelgemaakte fout] ‘Haverschmidt’ (Piet Paaltjens dus) moet zijn ‘HaverSchmidt’ (jazeker, met hoofdletter S in het midden van het woord);

Pagina 206: [typefout] ‘mitgaders’ moet zijn ‘mitsgaders’.

Maar werkt zo’n oproep tot het doorgeven van ‘opgemerkte fouten en slordigheden’ eigenlijk? In het colofon van mijn exemplaar van Bordeaux met ijs staat ‘Derde druk, verbeterde druk, januari 2009’, dus ik kan meteen de proef op de som nemen: is de bundel foutloos? Van mijn papiertje neem ik over:

Pagina 41: ‘hij heeft thuis een beeldje van Lenin op de schoorsteen staan’ – dat kan natuurlijk, maar ik denk dat Snijders bedoelt ‘op de schoorsteenmantel’;

Pagina 291: ‘Hij stond zich erop voor’ moet zijn (volgens mij, ik heb de ANS er niet op nageslagen) ‘Hij liet zich erop voorstaan’ – dit kan natuurlijk een bewuste verhaspeling zijn, maar dat acht ik onwaarschijnlijk gezien Snijders’ pleidooien voor grammaticaal correct taalgebruik;

Pagina 299: [zetfout: na een afbreking vervalt het trema] ‘Rapha-ël’.

De meest intrigerende fout staat op bladzijde 166 van Bordeaux met ijs: ‘orang-oetang’ in plaats van ‘orang-oetan’: het verkeerd gespelde woord staat in een citaat, dus ik wil natuurlijk weten of het verkeerd geciteerd is, of dat het fout in het origineel staat. Dat uitzoeken, valt nog niet mee: hier wreekt zich Snijders’ gewoonte om niet aan te geven van welke pagina van een boek hij een citaat overneemt – gelukkig vermeldt hij wel dat het afkomstig is uit een boek van Gottfried Benn dat werd uitgegeven in de serie Privédomein. Dat kan maar één boek zijn: Dubbelleven. Vertaald door C. van Grafenberg. Ingeleid en geannoteerd door K. Siegel (Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam 1986).

Na mij door vele pagina’s geëxalteerd racistisch proza te hebben geworsteld, vond ik vanmiddag eindelijk wat ik zocht: in noot 72, op pagina 227 (een noot bij pagina 119), staat een passage uit Benns ‘Drei alte Männer. Ein Gespräch (1949)’; in deze passage is sprake van een ‘orang-oetang’ – fout, dus goed geciteerd door Snijders. Rijst de volgende vraag: is de fout gemaakt door de bezorgers van de Nederlandse uitgave, of schreef Gottfried Benn zelf ‘Orang-Utang’ in plaats van ‘Orang-Utan’? Om dat te weten te komen heb ik zojuist via antiqbook.nl een exemplaar van de eerste druk van genoemde uitgave besteld.

(wordt vervolgd)

Karel ten Haaf