De keerzijde van idealen

Julia Franck schrijft romans waarin weinig plaats is voor nuance of inleving. In het alom geroemde en met prijzen bewierookte De middagvrouw worden we deelgenoot gemaakt van het leven van de jongen Peter, die door zijn moeder achtergelaten wordt op een station. Het boek draait om haar beweegredenen om tot deze daad over te gaan, maar nergens voelt de lezer echt sympathie met deze ontaarde moeder. Ook in haar nieuwe roman Rug aan rug blijft de afstand tot de hoofdpersonen zo groot, dat het moeilijk is om ze geloofwaardig te vinden, terwijl de naargeestige omstandigheden zich blijven opstapelen.

Oost-Berlijn, eind jaren vijftig. Broer Thomas en zus Ella zijn tot elkaar veroordeeld. Hun biologische vader is al jaren dood. Moeder Käthe reist veel als beeldhouwster door de DDR. Ze laat de tienjarige Thomas en de elfjarige Ella zonder toezicht thuis. Stiefvader Eduard is vertrokken na de zoveelste ruzie. De tweeling die uit die relatie is geboren, leeft in tehuizen of pleeggezinnen en komt maar zelden naar huis. Zie hier in het kort het disfunctionele gezin waar het in deze roman om draait.

Verteld vanuit Thomas en Ella zien we de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog en het communisme binnen het gezin. Käthe is uiterst beschadigd uit de oorlog gekomen. Ze heeft als joodse geen bestaansrecht gehad tijdens de oorlog en ze kon niet trouwen met de vader van Thomas en Ella, omdat hij een ariër was. Als hij overlijdt, kiest ze bewust voor de DDR. Ze gelooft in het systeem, omdat ze ervan overtuigd is dat alleen het socialistische systeem het fascisme kan overwinnen. Tijdens het beeldhouwen staat Thomas urenlang model en zij steekt lange redevoeringen tegen hem af over haar ideale maatschappij. De jonge Thomas probeert er van alles tegen in te brengen:

Die Partij van jou is een vat, beweerde hij nu. Een vat zonder bodem. Een stelletje ijverige lieden dat in het heil van het socialisme gelooft, zoals anderen in de Zoon van God. Dan ben je echt ziende blind.

Zijn moeder luistert niet naar hem, net zomin als ze verder aandacht heeft voor de noden van haar kinderen. Voedsel moeten ze zelf verzorgen, evenals het warm houden van het huis. Ze is het prototype van de boze heks, de ontaarde moeder. Ze verdwijnt vaak weken om stenen te hakken in de steengroeve voor haar kunstwerken. Zelfs als de kinderen weglopen om haar aandacht te krijgen, lukt het Thomas en Ella niet. Hun moeder mist hen die drie dagen niet eens. Ook het misbruik van Ella door haar tweede man Eduard en daarna door de onderhuurder heeft ze nooit doorgehad. Ze staat bol van de idealen, maar kan niet eens voor haar kinderen zorgen.

Ella en Thomas creëren hun eigen wereld, staan rug aan rug. Thomas voelt zich machteloos en verantwoordelijk vanwege het misbruik van zijn zusje. Maar van handelen komt het onbegrijpelijkerwijs niet. Het misbruik gebeurt ´s nachts, in hun eigen huis. Waarom gaat Thomas niet gewoon bij zijn zusje in bed liggen om de onderhuurder de stuipen op het lijf te jagen?

Hij doet nog harder zijn best op school, haalt zijn zusje zelfs in. En dan begint de symbiotische relatie scheuren te vertonen. Thomas wil zich manifesteren in de echte wereld, terwijl Ella zich eruit terug blijft trekken. Als Thomas examen heeft gedaan, wordt hij tewerkgesteld in een steengroeve. Gepest en getreiterd komt hij daar keer op keer ziek van thuis. Tot hij door een gordelroosinfectie niet meer terug hoeft. Zijn moeder heeft dan via de partijbonzen een baantje voor hem geregeld in het ziekenhuis als opstap naar de studie geneeskunde.

Daar ontmoet Thomas de oudere en getrouwde Marie. Als een blok vallen de twee voor elkaar, op het eerste gezicht. Thomas heeft wel meer weg van het prototype romanticus. Zo schrijft hij gedichten over zijn onvrede met het hier en nu. Ook het einde van de roman waarin Thomas en Marie samen voor de dood kiezen staat bol van de romantische kitsch, getuige het briefje dat ze achterlaten:

En wie dan wel/is rechter/over ons?/En jullie, nu jullie/ons zien,/vergeet niet,/dat we elkaar liefhebben.

Als lezer blijf je heen en weer geslingerd worden tussen het perspectief van Ella en dat van Thomas. Aangezien Franck ervoor heeft gekozen om met name handelingen te beschrijven en geen emoties, blijf je als lezer een onmetelijke afstand voelen. Nergens word je echt betrokken. Zoals de moeder kil en harteloos is, zo zijn beide kinderen vrijwel emotieloos neergezet. Thomas verwoordt zijn emoties in zijn gedichten, waarin hij uitweidt over het ervaren van vrijheid. Hij biedt zo nog enige inzage in zijn zielenroerselen. Maar Ella slikt alles in of heeft oncontroleerbare woedeaanvallen. Ze weigert om op te groeien, om deel te nemen aan de maatschappij.

Gaandeweg het lezen neemt dat gevoel van weigering ook bij de lezer toe. De roman komt niet los van het papier doordat het geen ontroering teweeg brengt, geen vragen oproept, geen betrokkenheid verwacht. Franck heeft nagelaten richting te geven aan de interpretatie door vooral de handelingen te beschrijven. Daardoor voel je nergens mee met de twee kinderen die zoveel te verduren krijgen. Nergens krijg je het gevoel dat je mensen die in dit totalitaire systeem hebben geleefd, beter begrijpt.

Miriam Piters

Julia Franck – Rug aan rug. Vertaald door Goverdien Hauth-Grubben. De Wereldbibliotheek, Amsterdam. 318 blz. € 19,90.