Met zijn werk kwam ik voor het eerst in aanraking in de tweede helft van 2009. Hij was toen 21 jaar, en zijn gedichten leken het zoeken naar een vorm om eenzaamheid, om zinloosheid een stem te geven. Een authentieke stem, want ik geloofde wat hij schreef – en ik zag in hem dan ook een belofte voor de toekomst.

Robert Prijs was zijn naam, en de bulk van zijn gedichten noemde hij ‘powerbraakjes’; met dit door hem gemunte begrip bedoelde hij gedichten die er uit moesten, die in één keer – of toch in ieder geval erg snel – op het papier geslingerd werden. Het konden lange gedichten zijn over een zwaar onderwerp, of hele korte tekstjes die een taalgrap of zelfs een flauwe mop bevatten – maar één ding hebben de (keurig genummerde) powerbraakjes gemeen: het zijn rauwe teksten. Ruw ook – geen gladde metrische constructies, maar ongepolijste emotie, uitgeschreeuwd omdat de dichter het kwijt moest, of juist gecamoufleerd door een gefluisterde of ruwe grap omdat het te pijnlijk was, de zinloosheid te groot om te kunnen benoemen. Poëzie moet niet leuteren over Liefde en utopie, poëzie moet schuren en gaan over de werkelijkheid.

Powerbraakje no. 95: In de bijstand

Ach, je raakt overal aan gewend

zelfs bier

dat is dan ook het enige

waar je steeds meer geld aan

schenkt.

Nieuw bier koop ik

met oud bier, statiegeld;

de kratjes worden steeds kleiner.

Hoe moet dat straks wel niet met blikken?

Ik doe niks meer

nou

weinig:

Ik schraap af en toe

twee weken schimmel

uit de pannen

Ik mix tandpasta met koffie

in mijn verstopte wasbak

en bekijk het resultaat

Ik slaap zwarte gaten

in donkere dagen

minstens twaalf uur per dag

tot de kater het welletjes vindt

en me onherroepelijk wakker schudt

Ik sla muggen dood op muren

met de vleugels wijd als

Jezus, lach

om de bloederige massa’s

Ik graai in de prullenbak van het toilet

omdat ik vergeten was

dat ik vergeten was

wc-papier te kopen

Ach, armoede is zo erg nog niet

Armoede is jezelf

voor de derde maal van de dag

aftrekken en klaarkomen

in een leeg pakje sigaretten

en dat is toch best

om te lachen.

[gepubliceerd op Hyves, 14 september 2009]

Robert Prijs schreef niet alleen om zijn demonen te overwinnen, hij probeerde ze ook te verdrijven met behulp van alcohol. Hij gleed af, en om het tij te keren stopte Prijs in januari 2011 met drinken – rigoureus, van de ene op de andere dag. Mede dankzij Refusal lukte het hem om de drank te laten staan.

Powerbraakje no. 188: Doorstrepen wat n.v.t. is

JA! tegen drieënhalve week niet-drinken

JA! tegen dronken zijn van geluk

JA! tegen de prille liefde

(maar nog altijd NEE! tegen Vinkenoog)

[gepubliceerd op Hyves, 31 januari 2011]

Maar het droogstaan had een bijwerking: de drank neemt remmen weg, en door die ontremmende werking was Robert Prijs in staat zijn powerbraakjes de wereld in te slingeren – zijn spontane dichtader bleek dicht te slibben toen hij stopte met drinken en Robert moest na bovenstaand laatste powerbraakje op zoek naar een andere manier om zich te uiten in poëzie. In de bloemlezing Ludwig IX. de Dichtclub compilatie 2011 (Café Marleen, Groningen 2012) publiceerde hij de eerste resultaten van deze geconcentreerdere manier van schrijven – hij blijkt erin geslaagd om de valkuil van het polijsten te omzeilen; sterker: omdat de teksten bedachtzamer zijn is het eruit sprekende besef van zinloosheid des te schrijnender, komt het harder aan, verwondt het de lezer. De dichter Robert Prijs leek volwassen te worden, het inlossen van de belofte leek nabij. De laatste verzen van ‘Het afscheid van de Koning’:

[…] Ik sla de leegte nog eenmaal gade en

blijf verstijfd staan. Plots knipt iemand met zijn

vingers, ik voel de pijn maar de wond is onzichtbaar.

Dan word ik door de ondervoede menigte

gekannibaliseerd en vergeten.

[p. 85]

Ook het schrijven biedt geen soelaas tegen het vergeten worden, tegen de zinloosheid van het leven, tegen het volkomen in het niets verdwijnen zonder het geringste spoor achter te laten. In zijn laatste gepubliceerde gedicht (zijn eerste ‘powerbraakje’ genoemde gedicht sinds bijna anderhalf jaar, zijn eerste niet-genummerde powerbraakje ook, je zou denken: zijn bewust laatste powerbraakje en misschien wel zijn bewust laatste gedicht) verwoordt Prijs dit als volgt:

Powerbraakje nr. zoveel

Komt (bij mij) vaker voor:

tot de schaamtevolle conclusie komen dat, wanneer

je hoort dat hij of zij is overleden, je

nog nooit een letter van hem of haar hebt gelezen, jezelf

vervolgens dwingen om naar de bieb te gaan om

wat werk van degene op te halen

(hoewel dat werk in de dagen na zijn of haar dood gek

genoeg vaak uitgeleend blijkt te zijn terwijl je het in de jaren

ervoor steevast in groten getale tegenkwam op de boekenplank)

waarna je pas weer aan die persoon herinnerd wordt wanneer

je van dezelfde bieb een digitale herinnering krijgt dat je het door

jou geleende werk van de overleden hem of haar weer terug

moet brengen omdat de uitleentermijn bijna verstreken is.

Ik vermoed dat het bij Komrij

niet anders zal gaan.

[gepubliceerd op Facebook, 7 juli 2012]

Zijn werk valt onder de noemer ‘zwarte romantiek’, maar voor Robert Prijs was het geen romantiek; het was de rauwe werkelijkheid van schreeuwende zinledigheid, doodse kilte – en zonder romantiek restte hem niets dan het zwart. In de vroege ochtend (beter is: in de nacht) van 24 juli 2012 maakte Robert Prijs een einde aan zijn leven. Hij werd slechts 24 jaar.

Karel ten Haaf