Vergeet de Olympische Spelen, lees Barbara Pym!

Nu iedereen over het Olympisch Monster praat dat zijn intrek in Londen genomen heeft in Londen, is het hoog tijd om het eens over Barbara Pym te hebben.

Barbara Pym en het Olympisch monster, hoor ik u denken, wat hebben die nu met elkaar te maken? Die hebben, geef ik toe, niet zo heel veel met elkaar gemeen, maar soms heeft een overeenkomst een omweg nodig om tot bloei te kunnen komen.

Eigenlijk had ik deze kroniek aan een neveneffect van het Olympisch Monster willen wijden (de tragische ontmanteling van een orchideënkwekerij in Oost-Londen), maar ik vreesde terecht te komen in een negatieve spiraal, en, zoals de meeste lezers wel weten, heb ik het woord ‘onteigening’ de afgelopen tijd vaak genoeg gehoord. Tijd dus om tegenover een van de grootste rampen die zich op het ogenblik in Engeland aan het voltrekken is, iets waardevols te plaatsen, iets wat mensen bijeenbrengt in plaats van ze uit elkaar te drijven.

Want, hoe je het ook wendt of keert, die Spelen zijn een broeinest van geniepige nationalistische oprispingen, ten hemel schreiende dierenmishandeling (denk paardrijden), onelegant gehos van piekhaarprinsessen en andere oranje-achtigen (denk hystErica), en, laatst genoemd maar niet laatst bedoeld: levensgevaarlijke go-fast middeltjes met lange termijn-effecten waar niemand zich over uit durft te spreken.

Als je dus iets zoekt om een degelijke vuist te bieden tegen deze Olympische Terreur, dan kom je al gauw uit bij Barbara Pym.

Barbara Pym is zo’n schrijfster die zich niet opdringt, een beetje zoals die aardige vrouw die je elke dag in de supermarkt gedag zegt, maar met wie je nooit bevriend raakt als niemand je aan haar voorstelt. Haar boeken vind je niet of nauwelijks in de reguliere boekhandels, in Nederland niet, maar ook in Engeland en in Frankrijk (waar ze zo’n vijftien jaar geleden een postume revival beleefde) liggen ze niet bepaald voor het grijpen.

Barbara Pym dringt zich niet op, ze infiltreert. Heel discreet, via een vriend of een vriendin, maar het kan ook dat je onderbewustzijn op een dag besluit dat je aan haar werk toe bent.

Ik vond mijn eerste Pym in een tweedehands boekwinkel aan Charing Cross Road, in Londen. Het was de tijd dat je de straat nog opging als je een boek zocht, de tijd ook dat het wel eens gebeurde dat een boek niet gevonden wilde worden. Het boek dat die dag niet gevonden wilde worden was The Paris and New York Diaries van Ned Rorem, het boek dat ik vond zonder het te zoeken was The Sweet Dove Died van, inderdaad, Barbara Pym.

Ik heb sindsdien bijna al haar romans gelezen. Bewust heb ik er twee of drie opzij gelegd, ik schuif de ontdekking ervan zo lang mogelijk voor me uit, en ik loop ook nog eens de kans om heel oud te worden. Mocht Petrus op mijn schouder kloppen, dan heb ik altijd een excuusje bij de hand: ‘Sorry, nog even niet. Er liggen nog een paar ongelezen Barbara Pyms op mijn nachtkastje.’

Als je fan van Barbara Pym bent, dan leer je vanzelf andere fans kennen. Een uitleg heb ik hier niet voor, net zo min ik een uitleg heb waarom het vandaag regent en gisteren niet. Het gebeurt gewoon.

Met mijn vriendin Dominique – die haar proefschrift aan Pym wijdt – houd ik lijstjes bij van favoriete zinnen. Deze staat al jaren in de hoogste regionen: ‘Leonora zag […] vriendinnen meer als mensen die haar eigen goede eigenschappen beter deden uitkomen, vooral als zij minder aantrekkelijk en elegant waren dan zij, wat meestal het geval was.’

Samen zijn we in contact gekomen met Mark, een New Yorkse propartist die nooit andere boeken leest dan romans van Pym. Als hij de laatste uit heeft pakt hij de eerste weer op. Ook al droomt hij ervan dat er ooit nog een vergeten Pym-manuscript opduikt, hij blijft elke volgende lezing spannend vinden. ‘Je ontdekt steeds niets nieuws,’ aldus Mark.

En dan heb je Scott die regelmatig met een camera langs plekken trekt waar haar verhalen zich afspelen, of Anthony, die in 2006 speciaal naar Finstock reisde om de onthulling bij te wonen van de gedenkplaat die op het huis geplaatst werd waarin al die meesterwerken het licht zagen.

Elli uit Berlijn, Alice uit Rome, het gaat maar door… Vorige maand nog leerde ik Erik kennen, een jongeman uit Rotterdam voor wie de werkelijkheid kunst is en kunst de werkelijkheid. Hij heeft een voorkeur voor de Amerikaanse Pym-edities, die hebben van die mooie Art Deco-omslagen. Had hij van Dennis Cooper gehoord.

Wat het werk van Barbara Pym zo bijzonder maakt dat je het Olympisch Geweld er graag even voor laat schieten? Dat laat ik u zelf ontdekken.

Aristide von Benefeldt