Ontbrekende historie

Door het dictatorschap van Augusto Pinochet, tussen 1973 en 1990, werden Chili en de Chileense bevolking onderdeel van een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenisboeken. Tijdens het repressieve, aanvankelijk door de Verenigde Staten gesteunde regime van Pinochet groeide er een nieuwe generatie Zuid-Amerikanen op. Hun ouders waren slachtoffer of juist aanhanger van de man die een einde maakte aan het ‘Chileense experiment’ van Salvador Allende. Zoals in elke verdeelde samenleving was er een groot aantal mensen dat zich niet uitsprak en enkel probeerde de periode van politieke terreur zonder kleerscheuren te doorstaan. Ook die mensen kregen natuurlijk kinderen.

Heeft de generatie Chilenen die is geboren in de jaren zeventig van de 20e eeuw een geschiedenis? Dat is de vraag die Alejandro Zambra stelt in zijn derde roman: Manieren om naar huis terug te keren.

‘De roman is de roman van de ouders, dacht ik toen, denk ik nu. (…) Terwijl het land ten onder ging, leerden wij praten, lopen, servetten tot een bootje of een vliegtuigje vouwen. Terwijl de roman plaatsvond, speelden wij verstoppertje, leerden wij hoe we konden verdwijnen.’

Zambra geeft de lezer inzage in het schrijfproces van een jonge auteur, die probeert zijn historisch geheugen te verwoorden in een tweede verhaallijn. In het secundaire verhaal volgt de lezer een volkomen naïef, negenjarig jongetje dat in de ban raakt van zijn buurmeisje Claudia. Door haar mysterieuze leven, dat hem mateloos avontuurlijk lijkt, komt hij (zijdelings) in aanraking met de gevaren van de politieke situatie in zijn land. Er ontstaat een verhaal dat verwijst naar het leven van de fictieve jonge schrijver, die op zijn beurt weer overeenkomsten vertoont met Zambra zelf en zijn eerdere romans. Een Droste-effect, maar dan wel met sterk vertekende reflecties.

De auteur in Manieren om naar huis terug te keren frustreert het enorm dat zijn eigen ouders, in tegenstelling tot die van Claudia in het verhaal dat hij schrijft, geen politieke kleur durfden te bekennen. In een voor de roman typerende metafoor neemt hij afstand van hun onverschilligheid (of misschien was het angst): ‘Ik borg de overhemden van mijn vader maandenlang op in een lade. (…) Eén ervan vind ik in het bijzonder mooi, met een blauwe, olieachtige kleur. Ik heb hem zojuist gepast, hij is me definitief te klein.’ Met ingetogen, betekenisvolle observaties als deze en een schrijfstijl die de zinnen onmerkbaar laat oscilleren tussen humor en gekweldheid schetst Zambra de mentaliteit van zijn generatie. Zijn hoofdpersonages lijken, na een ongerichte zoektocht, te verglijden in een staat van ‘laisser faire’. De schrijver berust langzamerhand in het feit dat er geen verborgen, onthutsende geschiedenis te reconstrueren valt:

‘We zouden eigenlijk alleen maar simpelweg die geruchten moeten noteren, die vlekken in het geheugen. Die arbitraire selectie, niets meer. Daarom liegen we uiteindelijk zo vaak. Daarom is een boek altijd de andere zijde van een ander immens en zeldzaam boek. Een onleesbaar en echt boek dat we vertalen, dat we verraden met gangbaar proza als voorwendsel.’

Zambra rekent niet alleen af met de neiging tot romantische geschiedschrijving, maar legt ook de vinger op het spanningsveld tussen het schrijven van fictie en loyaliteit aan eigen waarheidsvinding. Literatuur is in Manieren om naar huis terug te keren een instrument dat gebruikt wordt om herinneringen te duiden en zo dicht mogelijk bij het individuele brandpunt te komen. Die grondslag heeft in het geval van Zambra een bijzonder boeiende roman opgeleverd.

Marleen Nagtegaal

Alejandro Zambra – Manieren om naar huis terug te keren. Vertaald door Luc de Rooy. Karaat, Amsterdam, 192 blz.