Naamloos, maar vooral bloedeloos

Marco Kamphuis is een schrijver die het grote publiek nog niet aan zich wist te binden, ondanks enkele goede boeken. Vooral de roman Succes was een knap boek dat in zijn kracht en beknoptheid deed denken aan De vergaderzaal van A. Alberts. Dat niveau haalt Kamphuis in zijn nieuwe boek Havik bij lange na niet, maar juist met dat boek lijkt hij de weg naar de lezers wel te hebben gevonden. Het werd in De Wereld Draait Door uitgeroepen tot Boek van de Maand en dat zal de verkoopcijfers vast geen kwaad doen.

In Havik lezen we over een cruciaal jaar in het leven van een twaalfjarige jongen. Hij zit in de hoogste klas van de lagere school en zal daarom de Cito-toets moeten maken, hij wordt voor het eerst verliefd, de vrees dat zijn ouders gaan scheiden groeit bij elke ruzie die hij van ze bijwoont en hij krijgt voor het eerst in zijn prille leven te maken met de dood (die van zijn oom en oma). Dat is niet niks voor zo’n kleine jongen, echter geen van die gebeurtenissen krijgt de spanning of urgentie mee die het zou verdienen. Alles wordt even luchtig verteld in een tongue-in-cheek-achtige stijl. Grappen gaan niet zelden over de rug van de hoofdpersoon en, erger nog, ze zijn niet grappig. Zo leest de hoofdpersoon het boek Bas Banning en de malle maharadja. In dat boek beleeft een Amsterdamse scholier spannende avonturen en springt hij onder meer zonder een kaartje in de trein naar Parijs om een oplichter te achtervolgen. Omdat Bas geen kaartje heeft, moet hij ingewikkelde toeren uithalen om niet betrapt te worden door de conducteur. Na het lezen van dat boek laat Marco Kamphuis zijn hoofdpersoon het overdenken: ‘Ik was verrukt. Dit ging duidelijk over het echte leven. Halsoverkop de trein naar Parijs nemen om een verdachte te achtervolgen, dat zou ik vanzelfsprekend ook doen, wanneer ik de leeftijd van Bas Banning had.’ Om te vervolgen met: ‘Dat ik al lezend een vooruitblik op mijn eigen leven wierp, was niet alleen opwindend maar ook nuttig. Wanneer de dingen me dan zouden overkomen, zou ik niet onvoorbereid zijn. Altijd een paar gulden op zak hebben, voor de trein naar Parijs.’

Erger nog is dat de observaties en gedachten van de hoofdpersoon ongeloofwaardig worden door de stijl en inhoud ervan. Het probleem is niet alleen dat de taal niet past bij een twaalfjarige hoofdpersoon, maar meer nog dat ze inhoudelijk niet lijken te horen bij een personage van die leeftijd (ook al is het jongetje erg slim). Bijvoorbeeld als de jongen zich na het zien van Ivanhoe gaat verkleden als ridder en een gevecht aangaat met ‘een onverzettelijke jonge eik’: ‘(…) het viel tegen, het was alsof ik mezelf van een afstandje gadesloeg. Mijn wapens waren speelgoedwapens. Het was kinderachtig.’ In De wereld Draait Door werd gezegd dat die wrijving tussen de stijl en de inhoud een bijzondere spanning oplevert. In dit geval is het vooral een spanning zoals het tegen het verkeer in rijden op de snelweg ook spannend zal zijn. De spanning is niet functioneel en waarschijnlijk niet eens zo bedoeld.

Door het hele verhaal heen loopt het verlangen van de jongen, een grote kenner en liefhebber van vogels, om een havik te zien. We maken de vele teleurstellingen op dat gebied mee en voelen al op onze klompen aan dat ook dat verlangen vast niet de vervulling zal krijgen waar de hoofdpersoon op hoopt. Het ligt er iets teveel bovenop in Havik. Ook het niet noemen van de naam van de hoofdpersoon komt buitengewoon geforceerd over. Zijn oma spreekt de naam niet uit, omdat ze erop had gerekend dat hij naar z’n opa genoemd zou worden. Maar dat de naam verborgen blijft voor de lezer komt vooral over als een knullige vormtruc.

Het is spijtig te concluderen dat Kamphuis met Havik de plank behoorlijk misslaat. Je zou een schrijver die bewezen heeft ook goede boeken te kunnen schrijven zeker beter gunnen.

Gideon van Ligten

Marco Kamphuis – Havik. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 192 blz. € 18,90.