De val van een topkok

Een paar weken geleden zag ik Ronald Giphart in een Groningse boekhandel signeren. Een enorme rij wachtenden kon in de tussentijd genieten van hapjes en drankjes die kok Pierre Wind en zijn brigade klaarmaakten achter de rug van de schrijver. ‘Boekenkopers krijgen hapjes uit de roman geserveerd. Want ja, een schrijver heeft een winkel.’ Zo beëindigde Aleid Truijens ietwat zurig haar voor de rest vrij positieve recensie van Troost. Het misprijzen van de recensent geldt het circus om het boekenvak heen en ze loopt daarmee precies in de val die Giphart voor zijn critici heeft klaargelegd.

‘Het grote publiek zal me kennen van mijn tv-programma’s en mijn boeken, en waarschijnlijk niet van mijn restaurants, want je kunt avond aan avond twee sterren van de hemel koken, als je één keer op televisie met een koksmuts op een komkommer vasthoudt, levert je dat oneindig veel meer culinaire roem op.’ En met de roem komt tegelijk de smaad, de kleinzieligheid van collega’s en de rancune.

Art Troost is kok, net als zijn vader, en bezeten van zijn vak. Hij maakt een tv-programma waarin telkens twee gasten komen op een Frans kasteeltje die mogen meekoken en tegelijk wat vertellen over hun leven. De gelijkenis met Villa Felderhof waar Giphart ook eens te gast was, ligt voor de hand. Het programma dat Troost die week gaat opnemen, mislukt aan alle kanten. De gasten, een schrijfster en een filosoof gaan al voor de opnames met elkaar naar bed, de schrijfster verleidt in één moeite door ook Troost en dat heeft een lawine aan negatieve publiciteit tot gevolg omdat beiden hun belevenissen opschrijven in een column. Tot overmaat van ramp raakt Troost ook nog zijn vriendin kwijt, evenals zijn twee Michelinsterren en tenslotte zijn programma. De vaart, de humor en de gestileerde zinnen; wie de boeken van Giphart kent, zal ook deze keer niet teleurgesteld worden.

Naast dat vlot vertelde verhaal, ligt een andere lijn, die ontroert. Giphart koppelt de passie van Troost voor zijn vak (altijd op zoek naar nieuwe smaakcombinaties en naar innovatieve gerechten) aan een vader-zoongevecht. Die strijd is subtiel, want de vader laat zijn zoon toe tot zijn keuken. De vader leert hem wat echt koken is en Troost vervolmaakt zijn kennis en vaardigheden bij andere topkoks, totdat hij zijn vader overvleugeld heeft. Aan het einde van het boek, wanneer Troost senior aangeeft dat hij moet stoppen met werken, worden de rollen helemaal omgekeerd en is het de zoon die in de keuken van zijn vader een maaltijd bereidt. ‘Bij zijn eerste hap sloot mijn vader zijn ogen en zei dat ik het niet verpest had, die avond.’

De critici waren deze keer opmerkelijk mild voor Giphart. In NRC Handelsblad werd Troost ‘een heerlijk boek’ genoemd. Dat mag ook wel eens na ladingen negatieve recensies bij de vorige boeken. Bijna in elke kritiek wordt geconstateerd dat er deze keer minder seks in de roman zit. Zou de negatieve ontvangst van de vorige boeken dan vooral gebaseerd zijn op morele gronden? En zouden er critici zijn die dat volmondig durven toe te geven?

Coen Peppelenbos

Ronald Giphart – Troost. Podium, Amsterdam. 222 blz. € 15,-.

Verscheen eerder op Literair Nederland, mei 2005.