Waar blijven de Nieuwe Vijftigers?

Na uitspraken of publicaties van Anton Dautzenberg duiken er meestal wel wat reacties op in opinievormend Nederland. Heftige reacties soms, die voor een deel zijn terug te lezen in het onlangs verschenen boekje Rafelranden van de moraal. Ook nu wordt het afweergeschut achter de patrijspoorten klaargezet. Zo rectificeerde De Volkskrant één en ander direct na de voorpublicatie (in dezelfde krant) van Dautzenbergs zogeheten pamflet: ‘Schrijver Anton Dautzenberg beweert dat de Volkskrant zich op de vlakte heeft gehouden bij het rechterlijk verbod op pedofielenvereniging Martijn (Vonk, blz. 12-13, 9 maart). In werkelijkheid heeft de Volkskrant zich in twee commentaren, op 15 juli 2011 en 12 juni 2012, tegen een verbod op Martijn gekeerd.’ (De Volkskrant, 13 maart 2013, Aanvullingen en verbeteringen.)

De krant hoeft zich niet druk te maken. Het ontbreken van stellingname is slechts een licht vergrijp in vergelijking tot de andere aanklachten die de zelf zo vaak beschuldigde rekwirant Anton D. op tafel legt. Nescio, Henk Bres, Marente de Moor, Christiaan Weijts, de Rabobank, Giphart & Zwagerman, Propria Cures, Giel Beelen, David Pefko, Bouke Vlierhuis, Financial Times, Jojanneke van den Berge: ze moeten allemaal met blote billen over de knie. Dautzenberg rekent af. Met opponenten, maar ook en vooral met de huidige moraal:

‘Het is een narcistische exercitie, ik geef het onmiddellijk toe. Een ontdekkingsreis ook, met de nodige haken en ogen – gelukkig maar. Maar bovenal een illustratie van hoe genadeloos, plichtsgetrouw en zorgvuldig de tijdgeest te werk kan gaan – tegen het dominante decor van een ogenschijnlijk heldere hemel, geïllumineerd door de als een lichtkogel gecamoufleerde en gelanceerde Nieuwe Braafheid. Zo.’

Nou, dat is duidelijk. Vervolgens legt Dautzenberg uit waarom hij een hartig woordje heeft gesproken tot de overleden zoon van A.F.Th. van der Heijden, waarom hij lid is geworden van pedofielenvereniging Martijn en waarom hij verzonnen interviews heeft geschreven voor de VPRO-gids. Een uitleg die nodig lijkt, al is het voor degenen die zijn in het oog springende activiteiten hebben gevolgd geen nieuws. Waarom een verantwoording? Tja, de uitgeverij vroeg erom. En Dautzenberg wilde zelf ook wel ‘het één en ander op een rijtje zetten’, want er was nogal wat gebeurd de laatste tijd (luister naar de Avonden).

Je kunt je afvragen of Dautzenberg met Rafelranden van de moraal de angel uit zijn betoog haalt. Is de zoektocht naar de grenzen van de werkelijkheid die de schrijver onophoudelijk onderneemt niet méér gebaat bij het appelleren aan de verbeeldingskracht, dan aan een uiteenzetting? Misschien wel, maar de huidige moraal staat niet open voor een dergelijke beproeving. Klare taal, ijkpunten en oneliners hebben we nodig. Dautzenberg vereffent niet alleen, hij conformeert ook.

Wat is er nu eigenlijk aan de hand? Hoezo ‘Nieuwe Braafheid’? Wat men ook mag vinden van Dautzenbergs manier van optreden en de aandachttrekkerij waarvan hij door sommigen wordt beschuldigd: zijn constateringen over de huidige moraal snijden schuren vol met hout. We bevinden ons in een periode waarin termen als ‘beperken’, ‘beheersen’ en ‘betuttelen’ kenmerkend zijn. Pedofielenvereniging Martijn werd in de vroege jaren tachtig juist geconsulteerd door de overheid, merkt Dautzenberg terecht op. Het onderwerp pedofilie was toen nog bespreekbaar, in plaats van verguisd. Hierbij wordt nog eens nadrukkelijk vermeld dat de vereniging niet tot doel had deze seksuele geaardheid te praktiseren, maar om mensen met een pedofiele natuur de gelegenheid te geven hun lotgevallen te delen. (Overigens is het hoger beroep, dat de vereniging na het eerdere vonnis tot ontbinding had ingediend, op 7 maart jongstleden onrechtmatig genoemd door het OM. Eén van de argumenten van het OM was dat vereniging Martijn na het vorige oordeel van de rechter niet meer mocht bestaan, en niet bestaande organen mogen geen hoger beroep aantekenen.)

Inmiddels leven we in een maatschappij waarin iemand die eerlijk uitkomt voor zijn geaardheid zijn leven niet zeker is. Zowel de auteur (die trouwens geen verwantschap vertoont met Nabokov’s Humbert Humbert) als leden van de vereniging kregen doodsbedreigingen toegestuurd. Dautzenberg schrijft: ‘De tijdgeest (ik blijf het een pretentieus woord vinden) kleurt mijn acties, niet andersom. De wereld moet zo ondiep mogelijk zijn, opdat niemand kan verdrinken. Dat fatsoenlijk zwemmen er dan niet meer bij is, maakt blijkbaar niks uit.’

Oude taboes keren terug, men wil zich in sociaal opzicht herijken, aldus Dautzenberg. Het is een gevolg van de onzekerheid die nu hoogtij viert. De economische crisis, terroristische dreiging, wie denkt wat en welke ideologie is veilig? Teruggrijpen naar eerder vastgestelde en beproefde ijkpunten biedt mensen houvast. Men wil zekerheden, boeien die de kustlijn markeren, zondebokken en geruststellende woorden. De geschiedenis herhaalt zich weer eens. Anton, waar blijven, om je eigen vraag te herhalen, de Nieuwe Vijftigers (zie onder)? Want met een razend pamflet (en een non-fictioneel relaas, al noem je het een novelle omdat het jouw verhaal is en dus fictie, maar wel met een sterk autobiografisch karakter (het staartje waarschijnlijk daargelaten) en zonder een nieuwe, literaire vorm) is er nog geen artistiek tegengeluid gevestigd. Maar het is wel een goed begin.

Marleen Nagtegaal

A.H.J. Dautzenberg – Rafelranden van de moraal. Atlas Contact, Amsterdam, 90 blz. € 5,-

Fragmenten uit het gedicht Verdediging van de 50-ers door Lucebert:

de hollandse cultuur is hol van helen,
het leven in commissie niet alleen een zede, ook genade
de eigen zaken eigen zielen zijn bordelen,
zodat de vreugde met een vreemde vrouw in bed,
des anderen daags in kuise verzen omgezet
niet ruisen als het zaad, maar kraken als kostschoolse gewaden

(…)

fluister niet dat wij eten levend vuil.
reeds duizend eeuwen schreeuwen gij en wij vuil uit de naden
der zekerheden en dan, uw fluisteren verduistert niet het kwade.
noem het: dronke tine, limousine, lesbienne en het kapitaal,
noem het: komintern en jerusalem en kadaveraal,
straks dat alles zal u verneuken en verkreukelen en dan –
godverdomme – geen genade.

fluister niet, als waart gij de progressieven,
dat wij verouderd zijn, herkauwende de dada.
uw lauwe leuze liggen op het water langs onze kaden,
gummi-alen in uw elastieke artistieke dood
en nog gij neuzelt over jeugd en deugdproblemen, financiële nood:
straks zult gij stinkend in uw lauwe schoot verkrinkelen en dan –
godverdomme – geen genade.

(Uit: Lucebert, Verzamelde gedichten. De Bezige Bij, 2011.)