Vluchten van de werkelijkheid

De komende week wordt de shortlist van de Libris Literatuur Prijs bekend gemaakt. Vooraf weten we al dat Kinderen van het Ruige Land van Auke Hulst daar niet op zal staan. Uitgeverij Meulenhoff heeft vergeten de roman in te sturen tot woede van de auteur die daarop besloot naar een andere uitgever te vertrekken. Hulst trok met het incident waarschijnlijk meer publiciteit dan een long- of shortlist zou opleveren.

Kinderen van het Ruige Land is een gefictionaliseerde, maar desalniettemin autobiografische weergave van de jeugd van de schrijver op het Groningse platteland. Het gezin waarin Kai opgroeit, desintegreert naarmate hij ouder wordt. Samen met broer Kurt en de jongere zusjes Deedee en Shirley Jane leven ze na de dood van de vader in een eenoudergezin. Misschien is het beter om van een geenoudergezin te spreken, want de moeder bekommert zich nauwelijks om haar kinderen. Ze knoopt continu tot mislukken gedoemde relaties aan met onbetrouwbare mannen, let totaal niet op de gezondheid van haar kinderen en op de financiën. De enige aanvaardbare reden voor haar gedrag zou het verdriet om de dood van haar man kunnen zijn, zo lijkt de schrijver te suggereren in het laatste hoofdstuk, haar daarmee een uitweg biedend voor haar onverantwoordelijke optreden. Moeder zit dan in het buitenland, de kinderen zijn als pubers en adolescenten achtergelaten, het huis waar ze woonden is door deurwaarders ingenomen. De jeugd van vier jonge mensen is grotendeels verkloot.

Hulst vertelt zijn verhaal in een redelijk onopgesmukte stijl. Meulenhoff had hier en daar ook nog wel een redacteur aan het werk kunnen zetten om zinnen te voorkomen als: ‘Kai werd bevangen door een gevoel van ver weg.’ Of: ‘Vrijwel zonder er bij na te denken fietste hij naar het oosten waar een zorgeloze tijd lag.’

Kinderen van het Ruige Land is het sterkt als de verteller in het verleden blijft, maar Hulst heeft ervoor gekozen om af en toe vanuit het heden commantaar te geven op het verleden. Dat levert bijna altijd overbodige informatie op. Bijvoorbeeld in een stuk dat zich tijdens een vakantie afspeelt op een Waddeneiland. Het verhaal schiet dan ineens naar het heden (en toen en nu krijgen merkwaardige functies).

Tot hij hier, als dertiger, nieuwe herinneringen zou maken met echte vriendinnen; herinneringen die evengoed besmet zouden raken met melancholie. Met een veel jonger meisje dat nu – hoe belachelijk! – nog een peuter moest zijn, zou hij stiekem neuken in de speelhut bij een zomerhuis.

Met ‘nu’ bedoelt de verteller het verhaalheden, dat dus in het verleden ligt. Door deze terzijdes treed je uit het verhaal. Hetzelfde gebeurt als Kai een portret geeft van zijn vader die misschien burgemeester had kunnen worden op het eiland, wat helaas niet doorgaat. Zijn vader sterft niet lang daarna en Kai wordt daardoor de jongen die hij is. Het had anders kunnen zijn.

Zijn vader had misschien nog wel geleefd. Het was een lastige uitruil, maar als je diep in zijn hart keek, zou Kai altijd kiezen voor wie hij was en wat hij kende. In zekere zin veroordeelde hij zijn vader daarmee tot de dood. Maar niet helemaal, want in fictie zou hij zijn vader weer tot leven kunnen wekken.

Die laatste zin is te uitleggerig. Wat Hulst op de pagina’s daarvoor gewoon doet, benoemt hij hier en daarmee verlaagt hij het effect van wat hij schreef. De verteller is overbewust van de functie van zijn eigen verhaal en staat daarmee het verhaal in de weg. Die reflecterende verteller is naarmate de hoofdpersoon ouder wordt minder prominent aanwezig en het lijkt of de tweede helft van het boek met meer souplesse is geschreven.

Kinderen van het Ruige Land is niet alleen een roman over een jeugd en een getroebleerde moeder-zoonverhouding, maar ook een roman over een beginnend schrijverschap. Kai is een verwoed lezer en begint al jong te schrijven. Eerst nog over aliens en andere fantastische buitenaardse zaken, maar langzamerhand krijgt de echte literatuur hem in zijn greep. Een van de eersten die dat ontdekt is meester Ongewis in wie je een portret van Driek van Wissen kunt herkennen. ‘Hij droeg clowneske jasjes, had een ongekamde baard en vettig, dunner wordend haar. Het leek alsof hij zijn gebit bij de feestwinkel had gehaald, maar het waren toch zijn eigen tanden.’ Deze meester ontdekt wel het talent bij de jonge scholier, die niet erg blij is met de aandacht. Het schrijven is voor hem vooral een vlucht uit de werkelijkheid waarin hij leeft. Zolang je zelf iets kunt bedenken, kun je de verwaarloosde troep in eigen huis buitensluiten. En in die zin is deze roman de perfecte omkering van dat gegeven: nu Kai een echte auteur is geworden, beschrijft hij juist de werkelijkheid die hij wilde ontvluchten.

Coen Peppelenbos

Auke Hulst – Kinderen van het Ruige Land. Meulenhoff, Amsterdam. 334 blz. € 19,95.