‘Ik ben de waarheid’

Het is aan de vriendschapsband tussen uitgever en auteur te danken dat De kinderjaren van Jezus van Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee als primeur in Nederland verschijnt. Zo kunnen wij als eerste lezen over een man die de naam Simón heeft gekregen en een jongen die de nieuwe naam David meedraagt die aankomen in een nieuw land. Ze zijn over zee gekomen, hebben een soort inburgeringskamp achter de rug waar ze Spaans, de taal van het nieuwe land, hebben geleerd en worden gevangen in de armen van de bureaucratie. Onderdak, voedsel, werk: het moet allemaal geregeld worden.

Coetzee geeft ons weinig houvast. De tijd en de plek van handeling is redelijk ongewis. Ook de geschiedenis van Simón en David is onbekend. Simón heeft zich ontfermd over de jongen en probeert in het nieuwe land zijn moeder te zoeken. Ze vinden niet de biologische moeder, maar wel een vervangmoeder, die de zorg over David overneemt.

Het intrigerende aan de De kinderjaren van Jezus is dat alledaagse beslommeringen in het onbekende land worden afgewisseld met fundamentele, maar abstracte vragen over het bestaan. Alsof Coetzee zich de vraag heeft gesteld hoe je een samenleving kunt construeren als je weer helemaal opnieuw begint. In deze nieuwe maatschappij kom je altijd aan eten, al is het niet bijzonder, kun je gratis naar sportevenementen, kun je gratis cursussen volgen, kun je ook bordelen bezoeken als je maar de juiste formulieren invult. Niemand stelt zich vragen over de manier waarop alles geregeld is. Het is zoals het is. De nieuwkomers zijn echter anders. De jonge David blijkt over wonderbaarlijke gaven te beschikken. Hij heeft een eigen rekensysteem bedacht en een eigen manier van lezen aan de hand Don Quichot. Op school valt hij, tot woede van de leraar, overal buiten omdat hij niet naar de algemeen geldende regels luistert. Als hij van de leraar ‘Ik moet de waarheid spreken.’ moet opschrijven op bord, schrijft hij ‘Ik ben de waarheid.’

Ondanks de titel is De kinderjaren van Jezus geen boek dat religie als thema heeft, wel speelt het continu met christelijke noties. Coetzee duidt weinig in zijn boek. Hij stelt de basissystemen onder onze beschaving aan de orde. Zo heeft Simón een hekel aan de manier waarop de filosofiecursussen altijd beginnen. ‘Het boek gaat, zoals hij al vreesde, over tafels en stoelen.’ Als gevraagd wordt, wat hij dan voor filosofie zou willen zegt hij: ‘Het soort dat je door elkaar schudt. Dat je leven verandert.’ Als Simón, samen met de nieuwe moeder en David op de vlucht slaan, dan is het duidelijk dat zij de sympathie van de schrijver hebben. De mensen die vraagtekens durven te zetten bij onze manier van denken en samenleven. De kinderjaren van Jezus zet je aan het denken over die wezenlijke vragen.

Coen Peppelenbos

J.M. Coetzee – De kinderjaren van Jezus. Vertaald door Peter Bergsma. Cossee, Amsterdam. 320 blz. €19,90.

Verscheen eerder in de Leeuwarder Courant, 1 maart 2013