In 2013 is het 150 jaar geleden dat Louis Couperus geboren werd. Daarom is het dit jaar Louis Couperusjaar. Reden voor Doeke Sijens en Coen Peppelenbos om het Verzameld werk van de schrijver te lezen van deel 1 tot en met deel 50. Vandaag deel 11: Hooge troeven.

Een sparkeling van champagne

Voor de novelle Hooge troeven (1896) keerde Couperus terug naar Liparië, het keizerrijk dat hij voor zijn romans Majesteit en Wereldvrede had bedacht. Kennelijk werd zijn fantasie nog steeds geprikkeld door de wereld van gekroonde hoofden, jonge prinsen en gefrustreerde koninginnen. De alledaagse werkelijkheid lijkt Couperus in deze periode geen inspiratie te geven, hij schrijft niet over mensen met reële problemen.

Hooge troeven is gesitueerd op het imaginaire eiland Paxos, in de villa van koningin Alexandra. Zij is verbannen uit het koninkrijk Thracië ‘om mislukte intrigues: omkoop bij verkiezingen, geknoei met ministers.’ De koningin, een kille schoonheid, zet alles op alles om haar macht terug te krijgen. Als troeven zet zij hiervoor in haar zoon Wladimir, de nieuwe koning van Thracië en de hofdame Elena. Wladimir is negentien, ‘een groote, sterke jongen (..) geheel en al een man, bizonder forsch en breed in zijn spannende uniform, met het nieuwe frissche koningsbloed van zijn parvenu-geslacht dol blij bruisend door zijn aderen’. Wladimir staat onder toezicht van keizer Othomar van Liparië, die ook al een verloofde voor hem heeft gevonden, een prinses uit een naburig rijk. Elena, de hofdame, heeft ‘iets onzekers en vaags, in haar [was] iets hulpeloos’, als van een groot kind’. De koningin doet haar best Elena in de armen van de jonge koning te drijven in de hoop dat hij met haar trouwt. Haar bedoeling is dat hij hiermee de toorn van keizer Othomar over zich zal oproepen, zodat zij gevraagd zal worden de regering van Thracië weer over te nemen. Elena, nogal een domme gans, heeft niets in de gaten maar de jonge koning doorziet op tijd de plannen van zijn moeder.

Bastet vond Hooge troeven een draak van een verhaal en dat klopt. De drie hoofdpersonen zijn door Couperus nauwelijks uitgewerkt en roepen bij de lezer geen enkele emotie op. De koningin is simpelweg een nare vrouw, de jonge koning en de hofdame zijn opportunistische leeghoofden. Desondanks is de hand van de meester op talloze plaatsen in het boek te vinden. Zo typeert hij prachtig de gasten van de koningin, die na een lunch ‘met verhitte gezichten, met een sparkeling van champagne nog in hunne oogen’ op het terras wandelen. De natuurbeschrijvingen verdienen vaak een beter boek dan Hooge Troeven: ‘Lager daalde steeds het eiland naar de zee toe en tot aan een rooskleurigen einder lag de zee wijd stil uitgespreid. Twee hel witte zeiltjes van booten, als onbewegelijke puntvleugels van groote vogels, doopten in het water en stonden recht op, heel, heel ver…’

Subliem is de beschrijving van het bal, dat de koningin organiseert, geïnspireerd door het werk van de Engelse kunstenaar Walter Crane. ‘Als een toovertuin klaarde de balzaal op en de groepen vormden een parterre van dichte perken van nog niet te onderscheiden bloemen. Zij vormden, elk perk, een tableau-vivant: oogenlust voor een ander perk, en iedere gast was voor den ander eene verrassing.’

Na het voltooien van Hooge troeven verdween Liparië uit het werk van Couperus. De bron van inspiratie die het keizerrijk hem had gegeven was gelukkig opgedroogd.

Doeke Sijens

Louis Couperus – Hooge troeven. L.J. Veen, Amsterdam, 1991 (oorspronkelijke druk L.J. Veen, Amsterdam, 1896). 72 blz.

(Afbeelding omslag via de site van het Louis Couperus Genootschap, waarop een schat aan achtergrondinformatie staat.)