‘Alles draait om respect voor de ander’

Een interview uit 1997 naar aanleiding van het verschijnen van Spijt!. De verfilming van het boek is onlangs in première gegaan.

Carry Slee gaf jarenlang toneelles. Maar opeens had ze er genoeg van en stapte ze radicaal uit het onderwijs. Ze werd schrijfster. Zonder dat ze wist of het zou lukken, begon ze verhalen te schrijven. Meteen had ze succes. En nu heeft ze al een metertje boeken bij elkaar geschreven, die bijna allemaal verslonden worden door de lezers. Met Spijt! werd Carry Slee dit jaar – voor de vierde keer – winnaar van de Kinderjury.

Je gaat voor steeds oudere kinderen schrijven?

Dat is niet helemaal waar. Ik schrijf ook nog steeds voor de hele kleintjes. Maar met Spijt! heb ik mijn eerste echte roman gemaakt voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. Mijn volgende boek Pijnstillers is ook voor die leeftijdsgroep. Ik schrijf een beetje mee met de leeftijd van mijn dochters. Nu hoor ik veel verhalen die met hun situatie op school te maken hebben.

Hoe kwam je op het idee voor Spijt!?

Spijt! gaat over een jongen die gepest wordt. Daar zijn natuurlijk wel meer boeken over geschreven. Ik las in de brievenrubriek Achterwerk van de VPRO-gids zo’n pijnlijk verhaal over pesten, dat ik besloot om te proberen daar een verhaal van te maken.

Die jongen, Jochem, wordt zo gepest dat hij uiteindelijk zelfmoord pleegt. Nogal zwaar.

Het onderwerp gaat veel verder dan mijn voorgaande boeken en ik heb er ook lang over getwijfeld om die zelfmoord erin te schrijven. Ik heb er met leraren over gepraat en die zeiden allemaal dat ik het wel moest doen. Zo kun je het duidelijkst maken wat pesten allemaal kan aanrichten.

Toch eindigt het boek positief.

Dat heb ik bewust gedaan. Ik vind dat je altijd hoop moet geven in een boek. Spijt! gaat vooral over de klasgenoten rondom Jochem en zijn leraren. Dat zijn de mensen die er spijt van hebben dat ze niets gedaan hebben tegen het gepest. Zij hebben met z’n allen schuld en moeten met dat gevoel iets doen. Al die klasgenoten richten nu een klachtentelefoon op, waarmee ze kinderen die gepest worden, kunnen helpen. In Engeland komt dat systeem vaker voor. Daar heb je op sommige scholen ook bovenbouwleerlingen die leerlingen uit de onderbouw beschermen. Zo’n positief einde hoort er in dit boek beslist bij.

Spijt! lees je door de ogen van David, een klasgenoot van Jochem. Heb je er over gedacht om het verhaal vanuit Jochem te schrijven?

In eerste instantie heb ik dat gedaan, maar het boek werd toen veel te naar. Ik vond het ook niet prettig om zo te schrijven. De gedachten van zo’n hoofdpersoon draaien alleen rond dat pesten. Dat is heel vervelend om te lezen. Bovendien ontkom je er niet aan dat de hoofdpersoon ook schuldig wordt. Wie gepest wordt, heeft dat voor een deel ook aan zichzelf te danken. Je moet je altijd aanpassen binnen een groep. Als je dat niet doet, word je al snel het mikpunt van anderen.

Wat zou voor jou een ideale klas zijn?

In een ideale klas bestaat respect voor iedereen. Je mag wel kritiek hebben, maar de basis moet respect zijn. Jochem krijgt geen respect, maar heeft ook geen respect voor zichzelf. Daar begint het mee. Leraren moeten erg hun best doen om zo’n sfeer op school te krijgen. Er zijn altijd vervelende leraren – mijn dochters noemen iedere docent een ‘loser’ of een ‘bitch’ – maar er zijn ook altijd leuke leraren te vinden. Leraren die veel voor hun leerlingen over hebben en respect tonen.

Jij schrijft altijd over leerlingen op scholen.

Lezers willen dat het liefste lezen. Het grootste deel van hun leven speelt zich af op school. Daar heb je ruzie, daar word je verliefd; alles gebeurt op school.

De ouders in je boeken zijn altijd nogal overheersend. In Kilometers cola en knetterende ruzie verbiedt de moeder Boris van alles en nog wat. In Verdriet met mayonaise hebben de ouders van Leentje huwelijksproblemen. De vader in Geklutste geheimen met strafwerk toe doet erg bazig over zijn zoon. In Confetticonflict wil de vader van Jasmijn niet dat zijn dochter en turncarrière opbouwt. De enige leuke vader in dat boek is de homoseksuele vader van Mark.

Pff, zo lijkt het heel wat. Ik ben het toch niet met je eens. In elk boek komen ook leuke ouders voor. Er zitten ook wel aardige grootvaders in de verhalen. Die homoseksuele vader uit Confetticonflict is in het begin vaak bezig met zijn kunstwerken en hij vertelt niets tegen zijn zoon. En als je goed hebt gelezen, veranderen die ouders ook in elk verhaal. Vaak staan ze op het einde heel anders tegenover hun kinderen dan in het begin. Dat heeft weer met het respect te maken dat ze krijgen voor hun kinderen. Maar je hebt gelijk dat ik niet altijd modelouders in mijn boeken stop. Zo zit de wereld ook niet in elkaar. Er gebeurt heel wat in gezinnen.

Confetticonflict is een van de weinige boeken waarin een homoseksuele ouder voorkomt. Dat lees je niet vaak in een jeugdboek.

Natuurlijk stop ik dat er niet voor niets in. Ik wil laten zien dat er allerlei soorten van samenwonen zijn in dit land. Overigens is homoseksualiteit niet meer zo’n taboe hoor. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen daar voor het grootste deel positief tegenover staan. Anders was Confetticonflict ook nooit uitgekozen door de Kinderjury.

In het groepje vrienden van de hoofdpersoon zit ook altijd iemand die niet blank is.

Op scholen waar ik voorlees zijn er klassen die voor meer dan de helft gekleurd zijn. Dan zou het toch gek zijn om alleen blanke hoofdpersonen te hebben? In al mijn boeken zit iemand uit een Turks of Marokkaans gezin. Ik probeer zo goed mogelijk aan te sluiten bij de werkelijkheid.

Je krijgt meer waardering van kinderen dan van de officiële jury’s en boekbesprekers. Hoe zit dat?

Ik vind dat niet zo gek. Volwassenen kijken altijd heel erg sterk naar de vorm, terwijl kinderen gewoon een spannend verhaal willen lezen. Ik gebruik altijd makkelijke taal; de boeken zijn niet dik en de verhalen zijn spannend en grappig tegelijk. Mijn boeken worden daarom veel gelezen. Daar kun je als schrijfster alleen maar heel blij mee zijn.

Coen Peppelenbos

Verscheen eerder in Bumper, 1997.