Open brief aan de heer Olfs

Lieve meneer Olfs,

         ik heb lang nagedacht of ik u wel ‘lief’ moet noemen, of dat ‘geacht’ of ‘best’ misschien beter past bij de gedistingeerde heer die u ongetwijfeld geworden bent.

         In de tijd dat wij elkaar elke dag zagen, u als jong en ambiteus leraar Economie I en Economie II, ik als aanstormend wereldburger, had ik het nooit in mijn hoofd gehaald u ‘lief’ te noemen, en ik vermoed dat u – kijk in de spiegel en denk het vet weg dat u de afgelopen 30 jaar opgetast heeft – wel begrijpt wat ik bedoel. Lief is, laten we elkaar recht in de ogen kijken, een typisch mietjeswoord, en als u iets niet bent dan is het wel een…

         Wij begrijpen elkaar!

         Dit schrijven is niet bedoeld om u na al die jaren mijn liefde te betuigen, om u, om zo te zeggen, mijn eeuwig jong gebleven adonislijf op een zilveren dienblaadje aan te bieden. Ik moet u teleurstellen: voor het schandaal met de gestolen examenopgaven aan die Rotterdamse school in het nieuws kwam, heb ik heel lang niet aan u gedacht.

         Heer Olfs, ik hield niet van u vanwege uw strakke spijkerbroeken en de zwartleren jasjes die uw gespierde vormen zo soepeltjes omhulden, ik hield van u omdat u erin slaagde om stof waar mijn gevoelige jongelingenbrein niet op ingesteld was, zodanig te presenteren dat ik het zonder al te veel averij schopte tot zes Atheneum van de Christelijke Scholengemeenschap Gustave Flaubert in Spijkenisse.

         U bezat het talent om het ondraaglijke draaglijk te maken, u was het glijmiddel dat mij door die onmogelijke jaren sleepte, en wat me uiteindelijk een stukje papier opleverde met mijn naam en het woord ‘diploma’ erop gedrukt.

         Ik besef dat mijn dankwoord wat aan de late kant komt (niet te laat hoop ik), dat heeft te maken met de lange marineertijd die het verschijnsel ‘waarheid’ soms nodig heeft. In dit geval meer dan drie decennia.

         Laten we even terug gaan naar het laatste schoolonderzoek – Economie I en Economie II dus. Het was het belangrijkste schoolonderzoek omdat de uitslagen ervan de eindcijfers mee bepaalden, en dus het verschil tussen ‘zakken’ en ‘slagen’ kon betekenen.

         Ik denk dat u zich dit onderzoek, dat ergens in februari plaatsvond, herinnert. Nee, ik denk niet dat u het zich herinnert, ik weet dat u het zich herinnert.

         Er was namelijk iets bijzonders aan de hand met de uitslag, iets waar u ongehoord trots op was en wat u deed besluiten het becijferingsniveau te herzien. ‘Als mijn slechtste leerlingen beter presteren dan mijn beste leerlingen, dan gooi ik de lat omhoog,’ rechtvaardigde u dit paardenmiddel dat op veel protest stuitte.

         Ik sluit niet uit dat deze beslissing voor een paar leerlingen rampzalige gevolgen moet hebben gehad. Iedereen weet dat drie tiende, ja zelfs één tiende verschil ertoe kan leiden dat je je studie een jaar moet uitstellen.

         Lieve heer Olfs, er is iets wat u, u die transparantie hoog in uw vaandel droeg, nooit vermoed heeft. De uitmuntende cijfers die ik haalde hadden niets te maken met nachtenlang geblok zoals u dat zich ongetwijfeld inbeeldde, maar met mijn (toen al redelijk ontwikkelde) observatievermogen. Ik had voorkennis.

         Drie dagen voor het schoolonderzoek had ik samen met Herman, mijn buurjongen tijdens uw lessen, gezien dat u een uur lang de kopieerkamer gemonopoliseerd had. En uw tas, die dikker was dan gewoonlijk, borg u in de archiefkast in uw lokaal. Dat deed u anders nooit. Helaas vergat u de deur van de kast op slot te draaien.

         Terwijl u aan de lunch zat met uw collega’s heeft Herman de opgaven uit uw tas gehaald, ik hield de wacht. Ik herinner me het aantal velletjes nog precies (6 voor Economie II, vier voor Economie I) en hoe misdadig langzaam de kopieermachine de stencils uitspuwde. Die kopieën moesten we natuurlijk maken, het risico dat u zou merken dat er een exemplaar ontbrak durfden we niet te nemen.

         Het lukte ons de opgaven terug in uw tas te krijgen zonder dat u of iemand anders er lucht van kreeg. Het weekend dat voorafging aan de schoolonderzoeken zijn Herman en ik druk bezig geweest om alle vragen door te werken, zelfs met de opgaven erbij hadden we de grootste moeite om alle economische vraagstukken die u had zitten bedenken, op te lossen.

         Lieve heer Olfs, uw blijdschap toen u de resultaten bekendmaakte is me altijd bijgebleven. U was oprecht gelukkig voor ons, en toen ik zei dat we die hoge cijfers toch echt aan u en aan u alleen te danken hadden, begon u te lachen.

         ‘Ach jongens,’ verzuchtte u, ‘ik heb jullie alleen maar een plattegrondje gegeven. De weg naar het succes hebben jullie helemaal zelf gevonden.’

         En zo was het, heer Olfs.

         Groeten van

Aristide von Bienefeldt