Een vertelling van duizend en één nacht

Geert Wilders, bron van inspiratie voor de één, bron van ergernis voor de ander. Ikzelf vraag me nog steeds af hoe het mogelijk is dat we in het jaar 2013 moeten luisteren naar een politicus die de samenleving langzaam saboteert. Alsof hij ergens een bom verstopt heeft en het verdomt te zeggen waar.

         Een politicus zou het goede voor moeten hebben met zijn achterban, en daar hoort bij dat hij elke individuele ingezetene op dezelfde manier bejegent, een beetje zoals Jezus dat in de bijbel uitlegt. Eigenlijk is Wilders een ordinaire roddeltante die er lol in heeft om mensen tegen elkaar uit te spelen.

         En hij heeft nog succes ook, zij het op een geniepige, achterbakse manier. Mijn zieltje zal hij nooit winnen, zoveel is zeker, maar hij heeft met zijn verdeel- en heerstactiek wel iets kapotgemaakt. En dat neem ik hem kwalijk.

         De Arabische wereld is voor mij altijd een magische sprookjeswereld geweest, een wereld van kleur, licht en broeierigheid die ik leerde kennen in de brieven van Flaubert, later kwamen daar boeken van Gide bij en van Camus. Toen ik voor het eerst mensen van Arabische afkomst zag, Algerijnse wachten voor de Santé gevangenis in Parijs, op een zondagmiddag eind jaren zestig, dacht ik: ‘Als ik ooit ga trouwen, wat natuurlijk nooit gebeurt, maar stel dat ik trouw dan moet het met zo’n man zijn.’

         Het waren de mooiste mannen die ik ooit gezien had, ze zagen eruit alsof ze alle verhalen uit de Vertellingen van Duizend en één Nacht uit hun hoofd kenden, en er ‘s avonds nieuwe bij verzonnen. Dit alles heeft Wilders kapotgemaakt.

         Niet de herinnering aan die zondagmiddag, maar de spontaniteit die een eerste indruk opwekt, en dat is misschien nog erger. Ik heb in de jaren tachtig drie maanden in een flat gewoond in La Goutte d’Or. In die wijk, vlak boven gare du Nord, wonen veel mensen van Arabische afkomst, ook bewoners van zuidelijker gelegen Afrikaanse landen zijn er rijk vertegenwoordigd.

         Dit is sinds die tijd niet veel veranderd, al zijn er nogal wat uitgewoonde panden tegen de grond gegaan en vervangen door nieuwe, duurdere panden, maar dit terzijde.

         Drie maanden lang deed ik boodschappen in een Arabische supermarkt en ‘s ochtends dronk mezelf wakker met espresso in een café bij mij in de straat. Ik herinner me een gesprek met een bejaarde Algerijn die twee familieleden verloren had toen de politie met volbloed nazi-methoden een vreedzame demonstratie de kop ingedrukt had, begin jaren zestig. Honderden onschuldigen hadden ze de Seine ingekieperd, er vielen meer dan zeventig doden. Hij legde een hand op mijn hand en fluisterde, met glazige oogjes: ‘Zul jij mij beloven dat zoiets nooit meer gebeurt?’

         Dat beloofde ik hem. Als ik nu dat geblondeerde gedrocht op tv zie, denk ik nog steeds aan die man. Zelf had hij ook in de Seine gelegen, hij had nog geprobeerd zijn broer en zijn neef te redden – tevergeefs.

         En nu vraag ik me af wat ik doe om die man te helpen. Ja, ik stem op Groen Links, soms op de Dierenpartij, maar is dat wel genoeg?

         Ik recapituleer: ik heb dus drie maanden ‘bij de Arabieren’ vertoefd en ik herinner me honderden details, zoals dat gesprek met die man die ik een belofte deed die ik waarschijnlijk nooit zal kunnen nakomen, het kind van de buren dat een tekening kwam brengen omdat ik hun boodschappen soms naar boven sleepte (die hangt nog altijd in mijn slaapkamer, met een lijstje erom), de knipoog van een kelner toen hij een couscousschotel op tafel schoof, enzovoorts. Maar wat ik me niet herinner zijn hoofddoekjes.

         Niet dat ze er niet waren, natuurlijk waren ze er, honderden, misschien wel duizenden, maar ik lette er niet op want ze hoorden bij het leven van alledag, zoals een lantaarnpaal of een bloempot bij het leven van alledag horen.

         Tegenwoordig, als ik in een winkel geholpen word door een dame die een hoofddoekje draagt, zie ik als eerste het hoofddoekje. Vroeger zag ik als eerste de mens. Kijk, en dat heeft Wilders dus op zijn geweten.

Aristide von Bienefeldt