In 2013 is het 150 jaar geleden dat Louis Couperus geboren werd. Daarom is het dit jaar Louis Couperusjaar. Reden voor Doeke Sijens en Coen Peppelenbos om het Verzameld werk van de schrijver te lezen van deel 1 tot en met deel 50. Vandaag deel 28: Antieke verhalen.

Antieke-verhalen‘Van goden en keizers, van dichters en hetaeren’ is de ietwat provocerende ondertitel van Antieke verhalen van Louis Couperus. De verhalenbundel heeft inderdaad een grote variëteit aan, waarin godinnen overigens evenzeer op zoek zijn naar het bevredigen van de lusten als de hetaeren. Je leest over de liefde van Afrodite voor Adonis, maar ook over de ‘heel mooie jongen van achttien’ Damis, mandenmaker die graag eens door hetaeren bemind wil worden. Alleen zien zij hem niet staan totdat hij een list verzint. ‘Van twee gestolen liefdegodjes die gekocht en verkocht werden…’ is een luchtig en zinnelijk sprookje met een happy end, terwijl andere verhalen veelal ernstiger van toon zijn.

De Antieke verhalen zijn goed te lezen. Af en toe schrijft Couperus nog wel zo’n meanderende zin, maar over het algemeen weet hij door vlotte dialogen en veel actie de vaart erin te houden. Alhoewel ik graag één ellenlange zin wil citeren vanwege het excessieve gebruik van alliteratie:

En bespied had zij het groeiende kind, den bloeienden knaap, den òpgroeienden jongeling, bespied had zij in het kind den minnaar, en toen hij tot minnaar gerijpt was, had zij hem in hare armen geklonken en zich gegeven aan zijn hartstocht en zijn verwondering, diep in het woud, waar de wilde rozen wit weligden in een woest gewarrel van wèlriekenden wellust, de ranken der rozenstruiken onontwarrelbaar gestrengeld door een, en de groote bloemen zoo blank als albasten bekers, die uitgoten den bijna zichtbaren geur, welgevallig aan de godin.

Het is echter aardig om te lezen dat Couperus in de verhalen over keizers (hun listen en lagen, hun gekte) vooral hun irrationele gedrag naar voren haalt, de willekeur waarmee ze regeren. Dat zag je al in De berg van licht, maar in deze verhalenbundel komt dit nadrukkelijk terug. Marita, de hoofdpersoon in het gelijknamige verhaal is bezeten van ‘haar’ keizer:

Zij was alleen zwak voor den keizer. Zij stond hem alles toe, zij duldde in hem alles. Zij had zijn meesteres kunnen zijn, zij was zijn slavin.

En juist zij keert zich tegen de keizer als ze er achter komt dat hij in een dronken bui een reeks doodvonnissen heeft getekend, waaronder het hare. Overleven wordt dan belangrijker dan liefde.

Ook in het daarop volgende verhaal ‘De moord op den Gek’ wordt een keizer gedood (Caligula deze keer). Extra bloederig deze keer. Dit soort verhalen wordt afgewisseld met verhalen die andersoortig van stijl en toon zijn. ‘Tusschen de Ionische zuiltjes’ is eerder een uitgesponnen mop over de dichter Lucanus die nodig zijn behoefte moet doen, terwijl er geen ruimte is, omdat er allemaal mannen voor hem zijn. De vulgaire oplossing die Lucanus dan bedenkt is opvallend. Niks verheven gedachten dus bij Couperus in de antieke wereld: de verhalen gaan over seks, lust (voor mannen en vrouwen), eten en poepen.

Het mooiste (tevens meest serene) verhaal is ‘De dood van Vesta’ waarin de laatste Vestaalse maagd van Rome het vuur voor de godin Vesta brandende probeert te houden. De ‘heidense’ afgodendienst is uit de tijd, Rome is ten prooi gevallen aan het christendom. Het eind van een tijdperk en de lezer zal, met Couperus, betreuren dat de geschiedenis haar loop heeft genomen.

Coen Peppelenbos

Louis Couperus – Antieke verhalen. Volledige werken, deel 28. L.J. Veen, Amsterdam 1993 (oorspronkelijke druk L.J. Veen, Amsterdam 1911) 202 blz.

(Afbeelding omslag via de site van het Louis Couperus Genootschap, waarop een schat aan achtergrondinformatie staat.)