Een heel erg dode courtisane

De Franse schrijver Didier Blonde heeft een interessant boekje geschreven over de woon- en verblijfplaatsen van beroemde romanfiguren. Carnet d’adresses – zo heet het boekje – leest als een wandeltocht door fictief Parijs. Al slenterend kom je te weten welk gebouw Commissaris Maigret ‘s ochtends verliet voor hij een lastige moord te lijf ging, waar Arsène Lupin zijn gestolen goederen verstopte, in welke appartementen de helden van Patrick Modiano zich verscholen tot hun schepper hen ‘Te avontuur! toeriep.

         Maar voor alles is Carnet d’adresses een pleidooi voor de literatuur, dat spel waarin werkelijkheid en fictie eeuwig verstoppertje met elkaar lijken te spelen, elkaar aanvullen of juist tegenspreken.

         Neem nou het geval Marguerite Gautier.

         Deze courtisane die wereldfaam verwierf als de uit de pen van Alexandre Dumas Fils gevloeide Dame aux Camélias woonde tot ze in 1847 aan tbc bezweek op nummer 9 van de rue d’Antin, in een gebouw dat later, in het kader van het stadsvernieuwingproject van Baron Haussmann, moest wijken voor de aanleg van de avenue de l’Opéra.

         Op de plek waar de Cameliadame het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde, en waar een menigte nieuwsgierigen een dag later haar kostbare meubilair aangaapte voor de veilingmeester zich erover ontfermde, razen nu dagelijks duizenden auto’s in de richting van de Opera.

         De locatie is gemakkelijk te vinden, posteer je op het trottoir naast nummer 11, rue d’Antin –dat pand heeft Haussmanns bouwdriften overleefd – en dichter bij Marguerite Gautier kom je niet. Maar, vraag je je af terwijl je je best doet om tussen de uitlaatgassen iets wat door moet gaan voor de geur van een verwelkte camelia te destilleren, Marguerite Gautier is toch het verzinsel van een schrijver?

         Dat is ze, en dat is ze niet. Want de Cameliadame heeft wel degelijk bestaan, dat droeve tbc-einde is waar gebeurd, haar flat stroomde na haar dood inderdaad vol met een leger ramptoeristen die het universum van de veelbesproken courtisane wel eens van dichtbij wilden bekijken, en die veiling, die hoognodig was – haar schuldeisers schreeuwden moord en brand – is ook echt gehouden. Alleen vond dit alles, inclusief de apotheose van dit jong geknakte leven – ze werd niet ouder dan 23 – niet plaats in het verdwenen pand aan de rue d’Antin.

         De echte Cameliadame, die trouwens Marie Duplessis heette – een wat opgeadellijkte versie van haar eigen naam, Alphonsine Plessis – woonde een paar straten verderop, aan de boulevard de la Madeleine, op het huidige nummer 15 (toen 11).

         En laat dat gebouw nu nog wel bestaan. Ik heb de verkoopsters van de kledingwinkel op de begane grond niet gesproken, maar volgens Carnet d’adresses weten ze precies wat er zich al die tijd geleden boven hun hoofden afgespeeld heeft. Er komen wel eens filmploegen langs, uit alle windstreken, zelfs uit Japan. Toch zijn er weinig tastbare herinneringen aan de tijd dat hier (fluistert de legende) bossen camelia’s afgeleverd werden, zoals een gedenksteen met – ik improviseer maar wat – : ‘Hier werd op 5 februari 1847 Marguerite Gautier geboren, luttele uren na het overlijden van Marie Duplessis.’

         Maar als we het gebouw binnengaan wacht ons na eerst door de 21ste eeuw full blast naar de keel te zijn gegrepen – de negentiende eeuwse ingewanden van het pand blijken vervangen door hypermoderne kantoorunits – toch nog een verrassing. Bij de lift hangt een lijst namen van bedrijven die hier neergestreken zijn. Eén ervan heet – inderdaad! – La Dame aux Camélias. Onze romantische vriendin heeft het tot merknaam geschopt, gedeponeerd en wel.

         Maar, vragen we ons stiekem af, wie ligt er nu eigenlijk in het graf op cimetière Montmartre? Rust daar het boerenmeisje uit Normandië dat naar Parijs trok met een hoofd vol dromen of toch de wereldberoemde tragische heldin die tot op de dag van vandaag tot de verbeelding van miljoenen lezers spreekt?

         Om antwoord op die vraag te krijgen hoeven we ons niet te wenden tot een wetenschapper, gespecialiseerd in dna-studies: de fans die nog vrijwel elke dag camelia’s bij het zorgvuldig onderhouden grafmonumentje neerleggen, doen dat niet omdat zij een liefde hebben opgevat voor een wel heel erg dode courtisane. Ze doen dat omdat ze een boek gelezen hebben.

Aristide von Bienefeldt

(Didier Blonde Carnet d’adresses uitgeverij Gallimard, Collection L’un et l’autre)