Boekwijts personages zijn geenszins mensen

In zeven verhalen ontdoet Naomi Rebekka Boekwijt haar personages op vakkundige wijze van hun huid – hun pels – om hun kwetsbaarheid te tonen. Zij wil laten zien hoe haar personages functioneren in een omgeving die hen vreemd voorkomt, waarin ze zich niet thuis voelen. Dat blijkt al uit de eerste zin van het eerste verhaal: ‘Hoe zij al het menselijke wil vernietigen.’ Het menselijke vernietigen is precies wat Boekwijt doet in haar bundel. Zij maakt van mensen dieren, die niet altijd even goed weten hoe ze moeten reageren op heikele zaken.

Neem bijvoorbeeld Metthias, een van de drie hoofdfiguren in het verhaal ‘Aalborg’. Hij raakt op oudejaarsavond aan de praat met IJf, een jongen uit Nederland. IJf wil met hem dansen. Metthias verontschuldigt zich: ‘Sorry, ik heb geen zin om leuk te doen. Ik moet hier helemaal niet zijn. Eigenlijk moet ik een begrafenis voorbereiden.’ Metthias doelt op de begrafenis van zijn vader. Toch is hij op het feest. IJf reageert onpersoonlijk: hij condoleert Metthias niet. Beide jongens reageren instinctief op de situatie. Ze volgen hun impulsen, waardoor de twee kort nadat ze elkaar hebben ontmoet al staan te zoenen.

Pels (2)Boekwijt kleedt haar personages uit tot op het bot. Ze zijn kwetsbaar. De individuen zijn in symbolisch opzicht naakt en dat resulteert in sobere, beklemmende situaties, bijvoorbeeld wanneer Jonathan en de ik-persoon in het verhaal ‘Ein Herumspringen im Dunkel’ na een lange tijd weer eens naar het ouderlijk huis terugkeren:

‘Moeder deed alsof er niets veranderd was. Misschien dacht zij dat we voortaan zouden blijven. In volle ernst zei ze: ‘Kinderen, ga zitten. Dan lezen wij de Schrift.’ En wij gingen zitten.’

Deze scène brengt eveneens frustratie over, omdat de moeder doet alsof er niets veranderd is, terwijl uit het verhaal duidelijk wordt dat alles veranderd is.

Het gevoel van een thuis wordt nadrukkelijk weggelaten in de verhalenbundel. Het decor van de meeste verhalen is een boerderij met omliggende landerijen waarbij geen knusse of pastorale sfeer wordt opgewekt, maar juist de ruigheid van de omgeving wordt uitgelicht. De uitgekozen locaties illustreren de weidsheid van het leven – en misschien wel de uitzichtloosheid ervan – omdat eindeloos ver gekeken kan worden. Anderzijds karakteriseert de setting de nietigheid van de personages. Het existentiële aspect ligt er dik bovenop. Boekwijt laat elke ruimte bijdragen aan de gemoedstoestand van de personages, als die al beschreven wordt: ‘Hij wordt wakker in het logeerbed. Het bed voor mensen die niet blijven.’ In trefzekere schetsen laat ze aan de hand van de ruimte doorschemeren wat de positie van zo’n personage is binnen een huis, een gezin, een leefgemeenschap.

Die positie is wankel. Het ene moment denkt het personage de zaak in de hand te hebben, het andere moment is alle controle zoek. Boekwijt laat op een secure manier zien dat niets zeker is. Ze is een bekwame observator die een duidelijk gethematiseerde bundel heeft geschreven over de onzekerheid van het bestaan en hoe mensen disfunctioneren en zich gedragen als dieren. Haar afgewogen en ingetogen stijl laat dat schrijnende falen in communicatie en handelen nog beter uitkomen.

Obe Alkema

Naomi Rebekka Boekwijt – Pels. De Arbeiderspers, Utrecht. 124 blz. € 17,95.