Dat kan niet waar zijn

Het begint op een ochtend in september. Rosa kijkt naar een onbenullig programma met een al even onbenullige presentatrice (met een ‘authentiek overkomende nietszeggendheid’ hoort ze haar overleden man zeggen). Ze wacht tot haar zoon komt om de kachel te maken. Maar hij komt niet. Er staan twee agenten voor de deur. Voordat ze weet wie er daadwerkelijk voor de deur staan, denkt ze: ‘Blijf bij jezelf, ook al krijg je zo dadelijk te maken met iemand die komt uitleggen wat God bedoelt.’

Ze komen niet uitleggen wat God bedoelt, maar vertellen dat haar zoon is gearresteerd in verband met de verdwijning van Mischa, een tienjarig jongetje. Ze adviseren haar min of meer om ergens anders heen te gaan. Rosa kan het niet geloven, maar de buitenwereld, haar buurt, de vriendinnen van de tennisclub en de reaguurders en dreigtelefoonplegers weten het zeker: haar zoon moet de moordenaar van Mischa zijn.

In een strakke compositie en laconieke zinnen tekent Münstermann de wanhoop van Rosa. Het gehele boek blijven in haar gedachten en komen niet meer te weten dan wat zij denkt, voelt en vermoedt. De weergegeven onrust die al een tijdje in het land heerst over de verdwijning van het jongetje worden door Münstermann knap beschreven; Rosa ziet overal tekenen die verband houden met haar zoon en zijn arrestatie. Rosa klampt zich vast aan haar overleden man Sep aan haar zoon en aan haar dochter. Ze gaat in gedachten terug naar de jeugd van haar zoon en vraagt zich af waar het fout gegaan kan zijn, maar eigenlijk gelooft ze het niet. Het kan niet waar zijn dat hij Mischa klem heeft gereden, heeft meegenomen en vervolgens vermoord.

Mischa

Ze herinnert zich dat hij een jongetje na lang gepest te zijn in zijn kruis schopte. ‘Christiaan had die jongen kunnen vermoorden,’ denkt ze. Maar later werden ze vrienden. Dat kan geen aanwijzing zijn. Maar als hij het gedaan heeft, moet er ergens een hint zijn te vinden die duidt op een ontspoord karakter. Van justitie hoort ze weinig en haar zoon zwijgt. Haar andere zoon is er vrij snel zeker van dat Christiaan inderdaad de dader is. Op het werk van Christiaan waren strubbelingen; iemand noemt hem sadistisch -een kwalificatie die ook terugkomt in de rechtszaak- maar ze kan nergens echt haar vinger achter krijgen. Zou haar zoon altijd een ander geweest zijn dan zij dacht?

Dreigtelefoontjes en kapotte ruiten, brengen haar steeds dieper in een wanhopige stemming waarin ze zoekt naar een manier om het ongedaan te maken. Ze zoekt steun in haar geloof, maar ‘God bood veel minder garanties dan de laatste kinderzitjestest van de ANBW.’ In ondubbelzinnig proza brengt Münstermann Rosa naar een afgrond waarvan ze zelf staat te kijken. Nergens breekt de stem van de verteller door de kalme stroom heen. Onverstoorbaar blijft hij vertellen en beschrijven hoe Rosa zich gedraagt en wat ze denkt. Wat haar zoon, opgesloten denkt, daar komt ze niet achter. Münstermann beschrijft de paniek en ontreddering van een vrouw die net lekker van haar leven wil gaan genieten als het noodlot toeslaat:

Rosa wist dat het paradijs bestond. De hemel kon niet leeg zijn. Er waren te veel mooie schepselen. Als ze aan haar kinderen en kleinkinderen dacht was ze gelovig. Zij waren de vonk van goddelijkheid die haar leven stuurde. Zij wilde niet afgeleid worden door een dwaallicht. Ze zocht geen goeroe, maar een soort combinatie van Guy de Maupassant, Jezus en Obama. Ze wou een fakkel die haar de weg wees naar een betere toekomst.

Mischa is een hecht gecomponeerd, in subtiel proza geschreven verhaal met een kale boodschap. Er zijn geen verklaringen, redenen of oorzaken die de moord op afdoende kunnen verklaren of enigszins begrijpelijk maken. Er is niets aan te doen.

Rieuwert Krol

Hans Münstermann – Mischa. De Kring, Amsterdam 238 blz. € 18,95.