In 2013 is het 150 jaar geleden dat Louis Couperus geboren werd. Daarom is het dit jaar Louis Couperusjaar. Reden voor Doeke Sijens en Coen Peppelenbos om het Verzameld werk van de schrijver te lezen van deel 1 tot en met deel 50. Vandaag deel 46: Proza.

Gooien met een binocle

We naderen een beetje het eind van de reeks en deel 46 van de Volledige werken draagt daar de sporen van. Het boek werd onder de welluidende titel Proza, Eerste bundel uitgebracht, een titel die in vlakheid niet wordt overtroefd door de titel die Couperus eerst in gedachten had: Menschen en Dingen uit het Verleden. Het is een beetje een allegaartje: feuilletons en verhalen uit de periode 1908 tot en met 1920 die nog niet eerder waren gebundeld. Toch zit daartussen het bekendste verhaal van Couperus: ‘De binocle’.

Proza‘De binocle’ is een verhaal dat raadselachtig blijft ook nadat je het al twintig keer hebt gelezen. Ik behandelde het verhaal altijd met mijn studenten Nederlands. Het gaat over een jongeman die in Dresden, kijkend naar een uitvoering van de Walküre, de aanvechting krijgt om zijn toneelkijker vanaf de vierde rang naar beneden te gooien. Hij weet zijn aandrang te beheersen. Vijf jaar later zijn alle omstandigheden hetzelfde, de jongeman is nu echter getrouwd, en hij gooit nu wel zijn binocle naar beneden, mikkend op een kaalschedelige heer, maar een ander rakend. Met de vraag ‘Waarom gooit deze jongeman zijn toneelkijker na vijf jaar wel naar beneden?’ kun je urenlang zoet zijn. Er kan een psychologische duiding gegeven worden, je kunt het verhaal plaatsen in de tijd (zoals Jan Fontijn deed in Leven in extase), je kunt een biografische invalshoek kiezen, je kunt het verhaal freudiaans interpreteren en je kunt het verhaal ook lezen als een horrorverhaal. Het verhaal verdiept zich met elke laag die je kunt benoemen, maar het verliest niets van zijn mysterie.

Proza kent criant vervelende, schwärmerische stukken zoals ‘De mijmerij’:

Gij, o Smart, hadt niets voor mij dan de smart; gij hadt géen geluk toen voor mij, maar liever dan nièts van u, groote Moeder, te ontvangen, ontving ik wàt gij mij geven kondt: de groote Levenssmart! Hoe zwaar woog uw vreeslijk geschenk in mijne handen! Hoe boog ik onder uw last! Hoe voor immer druktet gij uw indruk in mijn toen bezwijmende ziel!

Daarnaast bevat het boek nogal lange feuilletons die vertellen over steden zoals ‘Avignon’ en ‘Het koninkrijk Arles’, maar gelukkig staan er ook nog een paar erg sterke verhalen in deze bonte verzameling.

‘De zoekende zielen’ is zo’n goed verhaal waarin de ongetrouwde, jonge vrouw Quily naar Rome reist en daar haar intrek neemt in een pension (het geheel doet denken aan Langs lijnen van geleidelijkheid, alsof het een voorstudie betrof). Het verhaal begint al met een lange treinscène als Quily in een volle coupé naast een soldaat zit, die in slaap valt en met zijn hoofd op haar schouder rust. Een zelfde scène zit in het korte verhaal ‘Het spoorwegongeluk’ waar een licht gewonde man in een volle coupé stapt en tijdens de treinreis inslaapt tegen een rijke man. In beide gevallen is er sprake van grote intimiteit en is de pose erotisch geladen. De zoekende ziel Quily vat in Rome in het pension een platonische liefde op voor de Engelsman Reginald Hurst die in de stad op zoek is naar onder het kalk verdwenen Fra Angelico’s. Als hij komt te overlijden gebruikt ze haar gevoelens om een jongen te redden die voor galg en rad zou opgroeien. Je hebt het idee dat er een psychologische roman verstopt zit in dit verhaal.

Bij het verhaal ‘De hoogere onbewustheid’ (alweer zo’n ongelukkige titel) denk je dat ook. De plaats Nice waar het verhaal, dat in dagboekaantekeningen verteld wordt, zich afspeelt is bekend voor Couperusliefhebbers, maar de inhoud van het verhaal (‘fragment’ staat er onder de titel) is anders dan normaal. Niet de mondaine wereld vormt het decor, maar juist de mensen die aan de zelfkant wonen. De hoofdpersoon is een man die een affaire begint met een prostituee. Hij bedriegt mensen, wil ook nog wel eens een klap uitdelen, kortom niet het type man dat je doorgaans bij Couperus tegenkomt als hoofdpersonage. Het is jammer dat het bij dit ene fragment is gebleven, want een roman geschreven vanuit dit louche personage zou een totaal andere wending hebben gegeven aan het oeuvre van Couperus.

Kortom de ANWB-Couperus is niet zo heel interessant, maar daar waar in Proza een fictief verhaal verteld wordt, is dit deel bijna altijd steengoed.

Coen Peppelenbos

Louis Couperus – Proza. Volledige werken, deel 46. L.J. Veen, Amsterdam / Antwerpen 1995 (oorspronkelijke uitgave Van Holkema & Warendorf, Amsterdam, 1923.

(Afbeelding omslag via de site van het Louis Couperus Genootschap, waarop een schat aan achtergrondinformatie staat.)