Gisteren won Nathan Filer met The Shock of the fall de Costa Book Award gewonnen. Guus Bauer interviewde hem vorig jaar.

‘Je wilt de lezer niet murw beuken’

De Engelse schrijver Nathan Filer (1982) heeft de hoofdpersoon Matthew in zijn roman De schok van de val een bijzonder originele en intense stem gegeven. Het levensverhaal van de adolescent is ontroerend zonder sentimenteel te worden. Matthew is negentien jaar en opgenomen in een halfgesloten inrichting in zijn woonplaats Bristol.

In een moment van luciditeit besluit hij om over zijn jeugd te gaan schrijven en dan vooral over zijn oudere broer Simon, een jongen met het syndroom van Down, die tijdens een familievakantie in een klifrijk gebied om het leven is gekomen. Zoals zo vaak door een bizarre samenloop van omstandigheden, maar naarmate Matthew opgroeit, voelt hij zich er steeds meer schuldig aan, vlucht in overmatig drank- en drugsgebruik en raakt in een psychose.

schok na de val filerFiler: ‘Ik ben zelf al jaren werkzaam in de geestelijke gezondheidszorg en ik wilde een echte pageturner schrijven over mijn ervaringen. We leven in een tijd van verregaande bezuinigingen en in Engeland worden klinieken gesloten en patiënten aan hun lot overgelaten. Ze moeten een contract ondertekenen waarin ze akkoord gaan met het wekelijks thuis platspuiten. Maar ik voer in dit boek geen campagne, ik constateer alleen maar tussen de regels door. Belangrijker vond ik het om iemand met schizofrenie eens aan het woord te laten. Laconiek en met humor! Dat was een bijzonder lastige klus. Matthew is zogezegd een betere schrijver, maar ik had een veel zwaardere taak. Hij kreeg van de leiding steeds maar veertig minuten de tijd om onder toezicht iets te tikken. Over zo’n stukje deed ik dagen, soms weken. Ja, wat gemakkelijk wegleest, is moeilijk gekomen.’

Het lijkt alsof iedereen over schizofrenie wel een mening heeft. Bij die ziekte hoort men stemmen en kan de waan niet meer van de werkelijkheid worden onderscheiden. Kortom: patiënten die aan die ziekte lijden, zijn knettergek.

‘Mensen zijn goed in het plakken van etiketten. En je komt er bijna niet van af. Eerst ben je bijvoorbeeld een MISLUKTE KUNSTENAAR, daarna een ZWERVER en tenslotte een GEK. In de jaren zeventig heeft een groep wetenschappers een experiment gedaan. Ze lieten zich opzettelijk opnemen in psychiatrische instellingen, verspreid over Amerika. Ze zeiden dat ze stemmen hoorden. Zodra ze waren geïnstitutionaliseerd, staakten ze hun toneelstukjes. Het verplegend personeel weigerde te geloven dat ze gezond waren. Ze werden stuk voor stuk gedwongen om hun geestesziekte te erkennen en kwamen alleen vrij op voorwaarde dat ze hun medicijnen namen.

Iemand die schizofreen is, is niet per definitie een idioot. Ik heb met sommige patiënten fantastische gesprekken gevoerd over boeken, muziek en schilderkunst. Ik laat Matthew een aantal van zijn ervaringen met potlood schetsen. Niets is zo moeilijk als een zelfportret. Het is haast ondoenlijk om je eigen ik te vangen, of zelfs maar te weten wat het is.

Daarom tekent hij zichzelf met een schetsboek op zijn knieën, terwijl hij aan het tekenen is. Het Droste-effect. Daarmee maakt hij van zichzelf een personage. Zo schrijft hij zichzelf ook in zijn eigen verhaal. Alleen op die manier kan hij de gebeurtenissen in een zeker perspectief zien. Misschien geldt dat in dit geval ook wel voor mij als schrijver.’

Matthew komt in een appartementje in een achterstandswijk terecht. Langzaam verkilt opnieuw de relatie met zijn ouders en de hulpverleners.

‘Hij valt in herhaling. Hij leidt nu eenmaal een knippen- en plakkenbestaan. Schizofrenen hebben ontegenzeggelijk iets egoïstisch. Ze vervormen de wereld om hen heen tot boodschappen en gefluisterde geheimen die alleen voor henzelf duidelijk zijn. Alles lijkt volkomen logisch, totdat het stukloopt op de realiteit. Dan valt alles plotseling (opnieuw) uiteen. Alleen zijn oma is humaan. Hoewel ze er erg onder lijdt, beseft ze dat Matthew de volgende loot is aan de familieboom die aan de ziekte geslachtofferd dreigt te worden. Haar broer zat een leven lang in een instelling.’

Matthew is een schoolvoorbeeld van de onbetrouwbare verteller. Logischerwijs kent hij vele waarheden. Waar het bijzonder irritant kan zijn wanneer in een boek een personage zich direct tot de lezer richt, is het in De schok van de val bijzonder effectief.

‘Kinderen geloven wat ze willen geloven. Volwassenen waarschijnlijk ook wel. We hebben het niet voor het zeggen wat we willen bewaren. Matthew schuift de herinneringen heen en weer als meubelstukken. In zijn meest heldere momenten spreekt hij de lezer aan. Die mag zich best ergeren, maar hij heeft af en toe wel een punt. Op deze wijze heb ik de sentimentaliteit uit de roman kunnen weren. Tegelijkertijd kon ik daardoor af en toe een flinke klap uitdelen. Spaarzaam, je wilt de lezer niet murw beuken.’

Guus Bauer