Vierendertigste hoofdstuk

Hoe Hieronimus een echte toneelspeler werd, en hoe juffrouw Amalia hem ontrouw werd en er met een rijke heer vandoor ging, en hoe hij wanhopig afdroop.

  1. Beste lezer! Laat mij u een kijkje gunnen,

    Hoe het Hieronimus verging op de Bühne,

    Nadat de directeur hem geëxamineerd

    Had en vervolgens geëngageerd.

  2. Verdorven priesters, Tartuffse canailles,

    Clowneske kosters, studenten-gajes,

    Een bange schijtluis, een hitsige klerk,

    En nog meer van soortgelijk werk

  3. Speelde hij graag en zeer overtuigend

    Naar die rollen van nature al neigend;

    Daarmee oogstte hij steeds veel

    Applaus en bijval op het toneel.

  4. Ook wanneer hij de schoolmeester speelde

    Of een boekenschrijver uitbeeldde,

    Vond men algemeen terecht

    Dat het echter was dan echt.

  5. Maar deed hij een filosoof of geleerde

    Was er geen mens die applaudisseerde,

    En van een idyllisch herderstafereel

    Bakte hij ook niet al te veel.

  6. Insgelijks speelde hij uiterst krukkig

    De voorname heer en was ongelukkig

    Als men hem duwde een rol onder zijn neus

    Die erg lang was of serieus.

  7. Toch smaakte Hieronimus in deze dagen

    Een en al vreugde en welbehagen

    In de arm van zijn schone toneeldiva,

    In de arm van zijn lieve Amalia.

  8. Hij had, nu zijn liefde zo zoet was als honing,

    Nog niet willen ruilen met een koning,

    En al zijn pech en droefgeestigheid

    Schenen voorgoed verleden tijd.

  9. Maar het spreekwoord weet ondertussen

    Hoe blij men gemaakt wordt met dode mussen,

    Want grillig is vaak het geluk

    En toont onverhoopt zijn nuk.

  10. Zo ervoer ook Hieronimus aan den lijve

    Dat het geluk niet pleegt te beklijven,

    Want dat werd geheel onverwacht

    Op een dag om zeep gebracht.

  11. Want op de treurigste van alle dagen

    Die hij zijn leven lang kreeg te beklagen,

    Werd hem zijn geliefde vrouw,

    Werd Amalia hem ontrouw.

  12. Er was namelijk een jonge rijke

    Gentleman (ook nog een adellijke!)

    Die in de komedie zat

    Net toen Amalia optrad.

  13. Daar dwaasheid nergens is uit te roeien,

    Voelde hij prompt zijn liefde ontgloeien,

    En Amalia, goed bij verstand,

    Wees zijn aanzoek niet van de hand.

  14. In haar annalen konden we lezen

    Dat zij (als zijnde een vrouwelijk wezen)

    Uiterst variabel en genereus

    Omging met haar partnerkeus.

  15. Die rijke heer kwam haar vaak bezoeken,

    Hieronimus kon enkel huilen en vloeken,

    En zijn wanhoop was zo groot,

    Dat hij ging denken: ‘was ik maar dood!’

  16. Daardoor werd hij Amalia waarlijk

    Dagelijks lastiger en bezwaarlijk,

    Zodat zij hem volkomen terecht

    Haar liefde formeel heeft opgezegd.

  17. Toen hij dit hoorde, heeft hij even later

    Afscheid genomen van het theater,

    Dat hij vertwijfeld en vol verdriet

    Enkele dagen na dato verliet.

  18. Om weer op Amalia terug te komen,

    Die heeft met haar jonker de benen genomen

    En bleef twee jaar bij hem nog.

    Maar in het kraambed stierf ze toen toch.