Mailwisseling met Manu van der Aa, bestuurslid van het E. du Perron Genootschap en groot kenner van Du Perrons werk.

Geachte Manu van der Aa,

Volgens de site literatuurgeschiedenis.nl zijn onderstaande verzen geschreven door W.C. Kloot van Neukema, maar ik kan nergens een papieren bron vinden (ze zijn niet opgenomen in de vier delen van de Eliance Pers, waarin – naar ik meende – het verzamelde ‘pornografische’ dichtwerk van Du Perron bijeengebracht is).

Kunt u mij vertellen of de verzen geschreven zijn door Du Perron, en zo ja: waar en wanneer ze zijn afgedrukt?

Elizabeth, je mond zoo vochtig-rood van kleur,

heb ik nog liever dan je voor- en achterdeur.

O, laat je lippen soppend knijpen in mijn lul.

Bij voorbaat dank voor uw antwoord.

Vriendelijke groet,

Karel ten Haaf

***

Beste Karel ten Haaf

Het gaat om de eerste van de ‘Terzinen voor Elizabeth’. Het zou me verbazen als die niet in de Eliance Pers-editie staan. Ik bezit die helaas niet, een van de weinige lacunes in mijn collectie waar u me nu met de neus opdrukt, maar ik heb wel enkele roofdrukken die beweren zich op die editie te baseren. Zo staan de terzinen in Cesar Bombay, Kloof tegen cylinder van de Eliance Dupeer Pers (z.p. z.d.) en op p. 52 in Verzamelde Erotische Poëzie (geen uitgever, Amsterdam 1982, 30 ex.).

Hopelijk hebt u hier wat aan!

Met vriendelijke groet

Manu van der Aa

***

Beste Manu van der Aa,

Ik heb vanmiddag nog even vluchtig de Eliance Pers-editie doorgenomen, maar ik kan de ‘Terzinen voor Elizabeth’ niet vinden. Ik neem aan dat het in deel IV zou moeten staan, Naar ouden trant, maar in de inhoudsopgave ontbreekt die door u genoemde titel. De delen I (De Koning en zijn Min), II (In memoriam Agathae) en III (Het lied van vrouwe Carola) heb ik nog niet opnieuw bekeken – dat zal ik morgen doen – maar ik kan me niet voorstellen dat de ‘Terzinen voor Elizabeth’ deel uitmaken van een erotisch gedicht in veertien zangen, een sonnettenkrans, of een lied.

Dit werpt natuurlijk een interessante vraag op: in welke (roof)editie van de Verzamelde Erotische Poëzie verscheen ‘Terzinen voor Elizabeth’ het eerst? In die van de Eliance Dupeer Pers (die, als ik goed ben ingelicht, uit 1980 stamt), of in de uitgave uit 1982 die u ook in bezit heeft? Ik zou bijzonder graag colofon en verantwoording en inhoudsopgave van beide door u genoemde roofdrukken bestuderen, in een poging te achterhalen wie de terzinen wanneer toevoegde aan de verzameling, en waar de terzinen vandaan komen. Helaas woon ik in Groningen en u in Turnhout, dus even snel langswippen – zo u daar al geen bezwaar tegen zou hebben – is uitgesloten.

Kortste klap zou natuurlijk zijn Kees Lekkerkerker te benaderen, met de vraag of hij de terzinen kent, en zo ja: waarom hij ze niet opnam in zijn editie. Maar ja, u begrijpt…

Zou u willen kijken of ‘Terzinen voor Elizabeth’ inderdaad voorkomt in de editie van de Eliance Dupeer Pers? En ik welk deel dan?

Even een slag om de arm nog, tot ik morgen de gehele Lekkerkerker-editie grondig heb doorgenomen en ik zeker weet dat de ‘Terzinen voor Elizabeth’ niet in die uitgave staan, maar in mij begint te kriebelen het vermoeden iets op het spoor te zijn: is het misschien zo dat de ‘Terzinen voor Elizabeth’ niet geschreven werden door E. du Perron maar door een literaire kwajongen, te weten de samensteller van de eerste editie waarin dit gedicht voorkomt?

Vriendelijke groet,

Karel ten Haaf

***

Beste Karel (laat ons elkaar nu maar tutoyeren)

Ja, er is iets vreemds aan de hand. Ik heb wat in mijn collectie gesnuffeld en vond in het bundeltje Priaap ontknoopt (Bosbespers, Oosterbeek 1984) dezelfde kwestie al eens behandeld (p. 22-25). De samensteller ene J. Seurel (een pseudoniem?) schrijft over de ‘Terzinen voor Elizabeth’  (en over ‘Tweezang’ dat blijkbaar ook ontbreekt in de Eliance Pers-editie): ‘De authenticiteit wordt door sommigen betwijfeld’.

Deze twee gedichten stonden dus eerst in de Eliance Dupeer Pers-editie van Kloof tegen cylinder. Naar ouden trant (geen datum), want in de verantwoording van Verzamelde Erotische Poëzie wordt alleen naar de piratenedities verwezen. Ik stuur u in het weekend scans van colofons & verantwoording. Nu ga ik slapen…

Hartelijke groet

Manu

***

Beste Manu,

Dank voor je spitwerk. J. Seurel is inderdaad een pseudoniem, en wel van Rody Chamuleau. Aldus Chamuleau zelf in de ‘Bibliografie’ op pagina 140 van Rody Chamuleau – Jantje zag eens pruimen hangen. Nederlandse priapeeën door de eeuwen heen (Ad. Donker, Rotterdam 1991).

Mijn vermoeden is dat Chamuleau de auteur is van ‘Terzinen voor Elizabeth’ en ‘Tweezang’. Hij haalde al vaker zo’n stunt uit – met C.N.A. Strik van Ratingen – waarover ik berichtte in mijn column op Tzum (deel 1 ‘Wie?’, deel 2 ‘C&A’, P.S. ‘Pseudo’).

Ik zal Chamuleau persoonlijk vragen of mijn vermoedens kloppen. Zodra ik antwoord heb laat ik je weten wat hij te zeggen had. En intussen hoop ik dat je – wat de uitkomst van deze zoektocht naar het auteurschap van beide aan Du Perron toegeschreven gedichten ook mag zijn –; ik herneem de zin in een poging een tangconstructie te omzeilen: en intussen hoop ik dat je onze speurtocht nog even onder de pet wilt houden, tot ik (na het opbouwen van spanning) de bevindingen op Tzum heb gepubliceerd (de planning is om nog drie stukjes aan deze kwestie te wijden, zodat de ontknoping gepubliceerd zal worden op woensdag 12 maart).

Heb ik trouwens je toestemming om (uit) je mails te citeren?

Groet!

Karel ten Haaf