(Mail van Chamuleau, antwoord op mijn brief aan hem met vragen over het auteurschap van twee aan E. du Perron toegeschreven priapeeën, die volgens mij niet werden geschreven door Du Perron maar door iemand anders, ik gok op Rody Chamuleau. De ‘onderwerpregel’ van de mail bevat één woord: ‘misverstand’. In het bericht zelf de ontnuchterende mededeling: ‘Ik moet u meedelen dat u uw correspondentie naar de verkeerde Chamuleau heeft gestuurd’. Ik dank de heer Robert A.F.M. Chamuleau, MD, PhD, Hepatologist, Academic Medical Center, University of Amsterdam hartelijk voor het reageren op mijn zending – ‘Excuses voor het ongemak. Ik hoop dan maar dat u zich enigszins heeft vermaakt met mijn teksten.’ – en zit vervolgens met de handen in het haar. Wie kan mij helpen aan contactgegevens van Rody Chamuleau? Reacties a.u.b. naar kareltenhaaf@hotmail.com.)

Bijna had er een toch wel ernstige fout gestaan in de flaptekst van mijn nieuwe boek. Op de dag dat alles naar de drukker ging las ik op het omslagontwerp:

De randverschijnselen van de Nederlandstalige literatuur, daarover schrijft Karel ten Haaf in zijn rubriek ‘Lezendarisch’ op Tzum. De krochten van de letteren, daarin begeeft hij zich graag. Omdat de literatuur veel meer behelst dan een handjevol bestellers en drie grote schrijvers.

STOP DE PERSEN! mailde ik ogenblikkelijk in grootkapitaal naar de uitgever. En pfoei!, het was op tijd: ‘bestellers’ werd veranderd in ‘bestsellers’ – de enige die dit waarschijnlijk echt betreurt is de man, inmiddels een redelijk goede bekende, die mij enkele malen per week naar de voordeur belt om mij een pakketje bevattende boek of boeken te overhandigen (hij weet het nog niet, maar ik zal hem een volgende keer een exemplaar van Alleen de titel is nog niet af geven; dan weet hij tenminste dat zijn zeulen niet vruchteloos blijft).

Het overkwam mij al eerder, een fout in de flaptekst. Zo prijkt achterop mijn eerste prozaboek, een documentaire over neonazi’s in Nederland, een dt-fout. Dat ik de tekst telefonisch had doorgegeven – in 1992 was er nog geen sprake van e-mail – en dat ik dus misschien niet honderd procent verantwoordelijk te houden ben voor de enormiteit, dat is een denkwijze die helaas nooit vat op mij heeft gekregen.

Nog zoiets: de wervende tekst op Van de straat bevat een fout: ‘op- en onderzocht’ –  ‘op-’ moet natuurlijk zijn ‘opge-’. Maar dat is lelijk: ‘opge- en onderzocht’; misschien op de tweede druk dan maar ‘onder- en opgezocht’? Voorlopig hoef ik mijn mooie hoofdje daarover gelukkig niet te breken, want als er tot nu toe honderd exemplaren van dat boek zijn verkocht is het veel.

Het kan natuurlijk veel erger. Een fout in de titel bijvoorbeeld. Op de rug van de in 2011 bij uitgeverij kleine Uil verschenen bloemlezing Hij zag een kameraad in je – ‘de mooiste  gedichten over mannenvriendschappen’ – (samenstelling Corrie Joosten en Coen Peppelenbos); op de rug van dat boek dus staat als titel ‘Hij zag een een kameraad in je’. (Anekdote. Tijdens de presentatie fluisterde dichter Jan Glas mij in het oor: ‘Er staat twee keer een op de rug. Zeg het maar niet tegen Coen of Corrie, want dan is hun hele dag verpest.’ Jan Glas is een goed mens.)

Vervelend natuurlijk, twee keer een (is twee), maar lang zo vervelend niet als wat Harry Ikink overkwam: in 1962 verscheen zijn debuutroman bij De Bezige Bij. Het boek is getiteld Samuel Wasselie, naar de hoofdpersoon. En wat staat er zowel op het voorplat als op de rug als in de flaptekst? Samuel Wasseli. Een e minder, en dat consequent volgehouden – dat is geen typ- of zetfout meer, dat is een echte fout.

Toch kan het nieuws voor de auteur nog slechter zijn. Het jaar 2002 beloofde een geweldig jaar worden voor Mark Boog, want uitgeverij Cossee zou maar liefst twee boeken van hem op de markt brengen: de roman De warmte van het zelfbedrog en de dichtbundel Zo helder zagen we het zelden. De boeken verschenen ook allebei, maar toch kan ik me niet voorstellen dat Boog onverdeeld gelukkig was: op de rug van zijn dichtbundel Zo helder zagen we het zelden staat als titel afgedrukt De warmte van het zelfbedrog.

Karel ten Haaf