Een geslaagd pleidooi voor het recht van het individu

Björn, de verteller in De kamer van de Zweedse schrijver Jonas Karlsson (1971), is twee weken geleden overgeplaatst binnen een overheidsdienst, in de roman kortweg aangeduid als ‘De Instantie’. Hij is een beginneling op het werkfront, maar duidelijk ook op het sociale vlak. Waar anderen de dag in de kantoortuin opdelen met rookpauzes, toiletbezoeken en prietpraat bij de koffiemachine, werkt hij stug door, in segmenten van vijfenvijftig minuten.

De resterende vijf minuten brengt hij vaak door in ‘de kamer’, een vertrek tussen de toiletten en de lift dat hij bij toeval heeft ontdekt. In deze perfect geordende ruimte vindt hij rust en harmonie. Na een kort verblijf kan hij zijn collega’s, zijn chef Karl, de dienst, de hele wereld met gemak aan. Al laat hij gedurende de dag van onzekerheid niets merken. Björn heeft zich voorgenomen hard en ambitieus te zijn. Hij is degene die de wijsheid in pacht heeft en zijn collega’s zullen dat weten ook, op het dwangmatige af.

Karlsson slaagt erin om behoorlijk wat irritatie op te wekken. Allemachtig, wat is die Björn een zelfingenomen betweter. Hij heeft voor iedereen een geheven vingertje, ook voor Karl. Hier geen mooischrijverij, maar puur functionele, bijna hakkelende zinnen. De schrijver die in eerste instantie zijn taal opoffert voor de achterliggende gedachte: het positioneren van zijn personage. Dat is groots.

jonas karlsson kamerEr wordt geprotesteerd in het kantoortje van Karl. Volgens zijn collega’s staat Björn regelmatig bij de muur tussen de toiletten en de lift, volledig in zichzelf gekeerd. Niet wakker te schudden, catatonisch. Hij begrijpt niet waarover ze het hebben. Zijn korte pauzes brengt hij door in het kamertje. Daar laadt hij zich op om zijn werk zo goed als mogelijk te doen.

Beperkte mensen zien de wereld niet zoals die eruitziet. Ze zien alleen wat ze zelf willen zien. Ze zien de nuances niet. De kleinigheid die het verschil maakt.

En, hoe supervervelend voor zijn collega’s, Björn is heel goed in zijn werk. Het nakijken van de basisteksten van de Onderzoekers. Het nummer op het voorblad van de documenten geeft de prioriteit aan. Op de vierde verdieping waar hij werkt, wordt uitsluitend met drie- en viercijferige documenten gewerkt. De tweecijferige worden bewerkt door aanzienlijk hogere ambtenaren, op hogere verdiepingen. Een mooie sneer naar de ambtelijke molens.

Björn denkt dat iedereen op de afdeling in het complot zit, dat ze hem gezamenlijk een poets willen bakken. Heeft hij last van paranoia en waanvoorstellingen? ‘Zelfverzekerd’ geeft hij een verklaring.

Dat komt waarschijnlijk doordat jullie je aan me ergeren. Dat is niet zo vreemd; creatieve mensen ontmoeten altijd tegenstand. Het is heel natuurlijk dat eenvoudigere mensen bang zijn voor experts.

Karl verbiedt Björn om nog langer naar de kamer te gaan. Er is daar alleen maar een muur, verder helemaal niets. Hij raadt hem ook aan om eens een bezoek aan een psychiater te brengen. De arts in opleiding die hij daar treft is uiteraard geen partij voor hem. Die komt niet verder dan de conclusie dat hij wellicht simuleert om met ziekteverlof te kunnen gaan.

Tot ergernis van zijn collega’s wordt Björn niet weggestuurd. Hij krijgt zelfs van Karl een mooi stel huisschoenen. Hij was de enige die nog niet op pantoffels schuifelde over de afdeling. Het in goede staat houden van de vloer is van cruciaal belang. Juist!

Björn probeert een nieuwe start te maken, maar zijn praatjes en zijn grijnzen boezemen iedereen uitsluitend angst in. Zodra hij verschijnt verstommen de gesprekken. Hij wordt volledig uitgekotst. Wie heeft dat ooit bedacht: een fijn open kantoor? Er groeit, een verdienste van Karlsson, zowaar sympathie voor de eenling. Je gunt hem zijn kamertje, dat hij als een zware roker, verstoken van tabak, bijna lichamelijk mist. Er rijst bij Björn voor het eerst twijfel.

Mijn manier van doen hoorde thuis in een gekkenhuis. En daar zou ik ook terechtkomen als ik me niet vermande. […] Die nacht sliep ik betrekkelijk goed. Ik sliep zoals alleen iemand kan slapen die door het diepste dal is gegaan, maar nu weer op weg is naar boven. Zoals iemand slaapt die zijn plaats kent en zich ervan bewust is dat hij in de hoek zit waar de klappen vallen. Zoals iemand slaapt die een plan heeft.

En zijn plan werkt perfect. Binnen de kortste keren is de afdeling afhankelijk van zijn werk. Sterker nog: het voortbestaan van de hele dienst ligt zo goed als in zijn handen. Plotseling zien ze Björn vrijwel allemaal weer staan, worden toegeeflijk, voornamelijk uit eigenbelang.

We zijn op een punt gekomen dat de kamer als het ware betekenis heeft gekregen. En in die zin bestaat hij wel. […] Kunnen we niet zeggen dat de kamer er een beetje is?

Karl weet zich geen raad en gaat in overleg met de hoogste bazen. Hilarisch. Daarna doet de directeur-generaal een bindende uitspraak. Eenmaal raden waar Björn naartoe vlucht.

De kantoortuin heeft veel overeenkomsten met een gekkenhuis. Misschien is ‘De Instantie’ wel een inrichting en is het geheel een metafoor voor de falende psychiatrie, of zelfs voor de (Zweedse) verzorgingsstaat. De kamer is in elk geval een geslaagd pleidooi voor het recht van het individu, hoe verknipt dan ook.

Guus Bauer

Jonas Karlsson – De kamer. Vertaald door Geri de Boer. Signatuur, Utrecht. 128 blz. € 16,95.