Valle d’Aosta – Gran Paradiso

’s Nachts was hij weer bij haar op de kamer gekomen. Nadat ze had gedaan wat ze moest doen begon hij te huilen. Zij miste haar moeder niet.

‘Uw naam?’ vroeg ze, terwijl ze de lijst bekeek.

‘Bertrand, zei hij. ‘Pierre Bertrand.’

‘Heeft u een identiteitsbewijs?’

Hij gaf haar zijn rijbewijs en keek nieuwsgierig om zich heen. Ze keek naar de foto en daarna weer naar hem, alsof ze bij de gemeente of op het politiebureau werkte. Hij droeg een modieuze jas.

‘Eén nacht?’

‘Klopt, één nachtje, ik ben op weg naar Milaan, maar ik wilde nog even de natuur in.’ Hij deed zijn armen over elkaar en zei met een trotse glimlach: ‘Ik was benieuwd naar de Valle d’Aosta.’

Ze knikte, nam de gegevens over en gaf hem zijn rijbewijs terug. ‘Het ontbijt is van zeven tot half tien.’

‘Nog een vraagje,’ zei Pierre. ‘Gaan er morgen echt maar twee bussen terug naar Aosta?’ Op het busstation van Aosta hadden twee kaartjesverkopers het hem niet zonder leedvermaak meegedeeld.

‘Dat kan,’ zei ze en ze bekeek het schema. ‘Ja, één om 8.23 en één om 22.19. Morgen is het zondag.’

Pierre had moeite het te geloven. Ze noteerde wat op een briefje en schoof het hem toe. ‘Dit is de code voor de wifi. In uw kamer is geen signaal, alleen in de openbare ruimte.’

Het loopje van een oude man, dacht Pierre toen hij achter haar aan liep op weg naar zijn kamer. Voorover gebogen, alsof ze aan het schaatsen was. In Aosta had hij die middag een ouder echtpaar gezien. Ze leken op twee dwergen met ruggen in een hoek van negentig graden. Ze renden door de straten, alsof ze ergens voor op de vlucht waren. Misschien hadden ze gewoon haast. Hij had zich afgevraagd hoe ze aan die kromme ruggen waren gekomen, maar als alles in de bergen zo gebouwd was, dan was het weinig verbazingwekkend. Hij moest voortdurend bukken vanwege de lage deuren.

Ze kwamen door een verduisterde eetzaal met schilderijen aan de muren van bergen en taferelen in berghutten. Op een overdekte loopbrug met glas aan weerszijden dat naar een ander gedeelte van de hostellerie leidde – Pierre had nog nooit zoiets gezien, het leek wel een kasteel – was de vrieskou weer te voelen.

‘Zal ik de deur dichtdoen voor de tocht?’ vroeg Pierre.

‘Ja, graag,’ zei ze zonder zich om te draaien.

Na de tweede verduisterde eetzaal, die precies leek op de vorige maar dan kleiner, gingen ze nog een deur door. Vervolgens daalden ze een trap af naar een deur die naar zijn kamer moest leiden.

Bij binnenkomst legde ze de sleutel op de televisiekast en stak hem haar hand toe. ‘Ik ben Cristina,’ zei ze. ‘Bedankt,’ zei hij en schudde haar de hand. Een beetje onwennig, want Pierre was er niet aan gewend om zo vertrouwelijk om te gaan met hotelpersoneel. In berggebieden hielden ze er natuurlijk andere gebruiken op na.

Toen ze weg was, zette hij zijn tas neer en schoof het gordijntje open. De bergen hielden zich verborgen in het donker, maar ze waren er. Pierre dacht aan Milaan. Als hij nu de keuze zou hebben gehad, dan zou hij in plaats van Lyon Milaan hebben uitgekozen voor zijn studie design.

Hij deed de deur op slot, zette de televisie aan, pakte de afstandbediening en liet zich op het tweepersoonsbed vallen. In zijn appartement in Lyon had hij geen tv. De afstandbediening deed het niet, althans de grote knoppen van de afstandbediening lichtten wel op, maar er gebeurde niks op het scherm. Hij stond op en nadat hij handmatig een paar kanalen had gewisseld zette hij de televisie weer uit, hij wilde liggend tv kunnen kijken.

Pierre pakte zijn laptop, misschien zou er toch wifi zijn. Toen hij zag dat dat echt niet het geval was, besloot hij naar de openbare ruimte te gaan.

De donkere eetzalen. Was hij soms de enige gast? Aan een van de muren hing een hoofd van een hert met een gewei. In de Gran Paradiso waren misschien ook wolven.

De woonkamer bleek tot zijn verbazing vol te zitten met andere gasten. Sommigen waren samen in een reusachtig boek aan het bladeren. Iedereen zat zo dicht op elkaar alsof ze allemaal bij elkaar hoorden en gelijktijdig een douche hadden genomen om gezamenlijk op het avondeten te wachten. Ze droegen ook uitgaanskleding waardoor het leek alsof ze zich in de hotellobby van een stad bevonden. Merkwaardig, vond Pierre, ze keken niet op of om. Hij ging zitten in de enige stoel die vrij was, een schommelstoel, en zette zijn laptop aan. Geen wifi weer. Nu begon het toch wel een beetje vervelend te worden. Met enige moeite kwam hij uit de schommelstoel en liep naar de receptie, waar het licht was gedoofd. Boven bij de lege bar was er eindelijk signaal.

Er was een mailtje van een meisje dat haar etentje met hem in Milaan afzegde. Komende week had hij afspraken met een paar mensen die hij eerder dit jaar op de Salone del Mobile had ontmoet en op deze afspraak in het bijzonder had hij zich verheugd. Pierre beantwoordde de rest van zijn e-mails en hoorde op een gegeven moment een zwaar gebonk. Hij keek naar het plafond. Was hier nog een verdieping boven?

Op het menu stonden veel wildgerechten, maar Pierre was vegetariër. Hij koos voor een kaasfondue, dat was ook een lokaal gerecht, en een rode streekwijn. Cristina bediende hem.

Terwijl hij bezig was aan zijn fondue vertelde de eigenaar, een kleine corpulente man, aan de gasten bij het tafeltje naast hem in geuren en kleuren over zijn vader die in het leger had gezeten. Dat moest Cristina’s vader zijn, hun gezichten leken sprekend op elkaar. Hij nam een laatste stukje stokbrood.

Na het diner keek hij de rest van de avond naar een Italiaans telsell-programma. Door een nogal hysterische vrouw werden schilderijen aangeprezen die zo lelijk waren dat ze bijna mooi werden. Pierre was dol op tellsel-programma’s. De schaamteloze verkoop. De slechte smaak. Het naïeve gruwelijke.

’s Nachts droomde hij dat Cristina zijn kamer binnenkwam en bij hem in bed ging liggen.

De volgende morgen stond hij vroeg op, hij wilde nog een wandelingetje maken voor hij de bus terug zou nemen naar Aosta. Met moeite vond hij de ontbijtzaal in een lager gedeelte van het gebouwencomplex. Er waren allemaal lokale producten, Pierre zag een mooie bergkaas liggen. Gisteren had hij al die kaasfondue gehad, maar hij was een groot kaasliefhebber. Hij pakte het lange mes dat ernaast lag en begon een stuk af te snijden.

‘Dat is geen werk voor de gasten,’ zei de eigenaar, die plotseling achter hem stond. ‘We zijn hier in de Valle d’Aosta. De gast moet gaan zitten en dan wordt hij bediend.’ Het klonk weinig vriendelijk, het was een bevel. Pierre gehoorzaamde, hij voelde zich licht geïntimideerd. Pierre zag hem de kaas afsnijden. De eigenaar had iets van een wild zwijn.

‘Terug naar Aosta?’ vroeg Cristina bij het uitchecken. Hij twijfelde even of ze niet echt in zijn kamer was geweest.

‘Ja, ik neem de ochtendbus.’ Pierre begon te zoeken naar zijn portemonnee.

‘Als u wilt, kunnen we later op de dag met de auto van mijn vader, maar dan moet u wel rijden. Ik heb geen rijbewijs.’

Pierre was opnieuw verrast door de plotselinge familiariteit. ‘Dat is uitstekend, dan kan ik wat langer wandelen,’ zei hij aarzelend. Ze spraken af dat ze om twee uur zouden vertrekken. Ondanks de zon bleek het ijskoud buiten, en Pierre was zijn handschoenen vergeten. Hij vroeg zich af hoe Cristina eigenlijk weer met de auto terug zou komen.

Tijdens zijn wandeling deed hij ideeën op voor nieuwe ontwerpen. Of de natuur de leermeester van de kunst was, was onduidelijk, maar in elk geval was ze de leermeester van de design. Toen hij ’s middags terugkwam, hielp hij Cristina om een paar grote zakken in de bestelauto te leggen. Er zat vlees in. Het gaf Pierre een weinig aangenaam gevoel, het verslepen van deze ondefinieerbare hompen. Hij wilde niet weten wat voor vlees het was.

Het duurde even voor hij de bestelauto aan de praat kreeg. Pierre moest ook wennen aan het schakelen, hij reed al een tijdje met een automaat.

Alle pogingen om een gesprek met Cristina te voeren mislukten. Daarom begon Pierre haar maar te vertellen over nieuwe ontwikkelingen in de wereld van de design; zwijgzame mensen maakten hem spraakzaam. Terwijl hij sprak, voelde het voortdurend alsof hij iets misdaan had.

‘Neem dat weggetje,’ zei ze nadat ze een kleine tien minuten hadden gereden.

Ze reden een eindje door tot Cristina hem vroeg de bestelauto aan de kant te zetten.

‘De zakken moeten hier worden uitgeladen?’ vroeg Pierre.

‘Ja,’ zei Cristina, ‘vannacht komen de wolven.’

Johannes van der Sluis

Volgende week: Sardinië