Abruzzen – Huurmoord

Nooit eerder in haar leven was ze bedrogen. Zelf had ze ook nog nooit iemand bedrogen. Behalve die ene keer in haar relatie met Marco, maar dat telde niet mee. Toen was ze nog jong – ze was nu nog steeds betrekkelijk jong, maar op de dag dat ze 30 werd, voelde ze zich opeens stokoud; het cliché bleek te kloppen, of misschien kwam het juist door het cliché dat ze dit dacht. Bovendien had die relatie met Marco haar beste tijd gehad toen ze hem had bedrogen. Wat ze had gedaan leek de enige manier om voorgoed van hem af te komen.

        In die twee jaar was ze Marco gelukkig nooit meer tegengekomen, maar soms had ze het gevoel dat hij elk moment om de hoek van de straat kon komen, naar haar toe zou lopen en zou zeggen: ‘Dag Francesca.’ Ook had ze een keer gedroomd dat hij opeens bij haar in de keuken stond. Alsof hij dood was en dat zijn ziel nog ronddoolde. Terwijl Marco leefde, althans daar ging ze vanuit. Het was merkwaardig, omdat hij in hun relatie nagenoeg afwezig was geweest, alhoewel, misschien was het logisch. Tijdens hun relatie had hij zich al als een geest gedragen, iemand die van de aarde is losgezongen, maar die niet volledig naar de andere wereld is vertrokken.

        Het stomme was dat de eigenschap waardoor ze zich tot hem aangetrokken had gevoeld nu juist zijn relaxte houding was. Ze kon heel nerveus zijn en intuïtief had ze aangevoeld dat hij de rust in haar leven zou brengen. Af en toe gebeurde dat ook, maar na verloop van tijd werd ze steeds vaker juist nerveuzer door zijn zogenaamd kalmerende woorden. Die waren er ook meer voor om zichzelf te kalmeren, concludeerde ze op een dag. Die conclusie betekende het einde van het vertrouwen in de zogenaamde vrouwelijke intuïtie.

        Vreemd genoeg werd hij zeer actief nadat ze had gezegd dat ze erover dacht om het uit te maken. Het maakte een passie, een agressie in hem los die haar gunstig stemde waardoor ze snel weer bij hem in bed belandde. Haar rust had ze ternauwernood herwonnen of Marco verviel weer in zijn oude passiviteit. Nooit wilde hij iets met haar doen; niet mountainbiken of samen een wandeling maken, zelfs niet het kleinste wandelingetje. Alleen maar op de bank hangen en televisiekijken, en vooral computerspelletjes spelen natuurlijk. Hij werkte ’s nachts in een speelhal en zij moest ’s avonds en vaak ’s middags werken in restaurant Regina. Daarom deden ze in de regel ’s ochtends wat normale stelletjes ’s avonds deden. Omdat ze anders nooit samen wat zouden ondernemen, speelde Francesca weleens een computerspelletje met hem. Geen schietspelletjes, waar Marco het meeste van hield – hij was heel bedreven in de schietspelletjes – maar een racespel. Dat vond ze soms zelfs leuk, want ze hield van snelheid.

        Een rijbewijs had Marco vreemd genoeg niet, en dat had haar ook gestoord: dat hij in plaats van racespelletjes te spelen niet het rijden in een echte auto onder de knie probeerde te krijgen. Ze had het aangestipt, maar Marco antwoordde doodleuk: ‘Alles wat ik nodig heb, heb ik in de buurt, dus waar heb ik een auto voor nodig?’

Het huishouden had zij grotendeels voor haar rekening genomen. Ze moest altijd op haar hoede zijn dat hij de wekelijkse stofzuigbeurt – het enige waartoe ze hem verplichtte – niet verzuimde. Dat ze praktisch alleen het huishouden deed, vond ze niet zo erg, de was en het koken deed ze het liefst zelf, maar een complimentje was geen overbodige luxe en die complimentjes moest ze uit hem trekken.

        Bij het aanhoren van de verhalen van haar vriendinnen ten tijde van Marco was ze kritischer geworden, al vroeg ze zich heimelijk af of het wel echt allemaal rozegeur en maneschijn bij haar vriendinnen was. Ze deden zo overdreven over hun vriendjes. Dit deed ze zelf ook, ze prees Marco de hemel in, dus was het heel goed mogelijk dat de anderen de zaken ook mooier voorstelden dan ze in werkelijkheid waren.

        Nadat Francesca begon te beseffen dat ze in feite Marco’s moeder moest vervangen – Marco had nooit iets hoeven doen thuis – gingen de ergernissen de boventoon voeren in hun relatie. Op een dag dat hij de afwas niet had gedaan zoals hij had beloofd, serveerde ze het eten dat ze ’s morgens voor hem klaarmaakte (Marco’s avondeten) op vieze borden. Het ergste was nog wel dat ze hem op de vieze borden moest wijzen, en dat het als een dreigement was bedoeld leek hij ook niet op te merken. ‘Dit bord is toch helemaal niet vies?’ zei hij alleen.

        Na de tweede keer dat ze duidelijk had gemaakt dat ze hun relatie wilde beëindigen en vervolgens voet bij stuk hield, begon hij haar te achtervolgen.

Ze zou er niet meer in trappen, dus ze bleef hem negeren. Ze ging ervan uit dat Marco het na een tijdje op zou geven, maar Marco was onvermoeibaar. Daarom koos ze op een avond bij een café een jongen uit die eruit zag of hij weleens zijn vuisten gebruikte en aan hem vroeg ze: ‘Mag ik met je zoenen?’ De jongen haalde zijn schouders op en begon haar te zoenen. Ze wees op Marco, die op een afstandje aan het toekijken was en ze zei: ‘Hij valt me lastig, zou je hem willen aftuigen?’

        Zonder nadenken liep de jongen op Marco af. Marco rende hard weg, de zwakkeling.

        Naderhand bedacht ze dat ze die jongen helemaal niet had hoeven zoenen, dat ze hem gewoon meteen had kunnen vragen om Marco in elkaar te slaan. Ze was heel onnadenkend. Op zich dacht ze veel na, maar pas naderhand.

        Korte tijd na Marco ontmoette ze Gilberto. Gilberto was in alles Marco’s tegenpool: hij werkte overdag en nam graag het voortouw. Eindelijk kon ze kalmeren, maar Gilberto’s optreden vond ze soms wat teveel van het goede. Steeds vaker kwam het haar voor dat ze dodelijk vermoeid werd van hem. Er waren zelfs momenten dat ze terugverlangde naar Marco. Om die reden begon ze hem seks te weigeren, hij zou vanzelf wel een keertje vragen wat er aan schortte. Gilberto liet er niets van merken dat hij ontevreden was over het feit dat zij geen zin meer had, sterker nog, als ze hem vroeg of hij het erg vond dat ze ging slapen, dan ontkende hij, wat gepaard ging met zijn eeuwige glimlach.

        Terwijl zij aan het werk was in Regina neukte hij een vriendin van haar. Als ze eraan dacht werd ze misselijk. Met die vriendin had ze eens over Gilberto gesproken en ze had zich beklaagd dat hij altijd naar andere vrouwen keek, en de slet had tegen haar gezegd: ‘Mannen zijn onverzadigbaar.’

        Ze begon te zinnen op wraak. Een huurmoordenaar. Zo moeilijk moest het niet zijn er eentje in Pescara te vinden. Misschien kon ze korting krijgen als ze die vriendin ook zou laten vermoorden. Beter van niet, want ze wilde het kreng zien lijden. Probleem was dat als die vriendin bleef leven zij haar meteen als dader zou aanwijzen.

        In de dagen na de ontdekking – het klassieke scenario, ze kwam onverwacht thuis – nam ze plaats achter de computer om op Google te zoeken naar een huurmoordenaar zonder er bij stil te staan dat huurmoordenaars niet op het internet zullen adverteren. Hoe kwam ze er dan aan eentje, vroeg ze zich af toen ze zich dat realiseerde. Als ze het aan iemand vroeg, moest het een heel betrouwbaar persoon zijn.

        De eerste dagen na de ontdekking huilde ze alleen maar. Misschien meer om het feit dat ze bedrogen was dan dat hij niet meer bij haar was. Een tijdje later, toen de woede en het verdriet in berusting waren overgaan, besloot ze in plaats van een huurmoordenaar wraak te nemen door gelukkig te worden.

        Haar vertrouwen in het mannelijk geslacht was tot nul gedaald, maar Francesca kreeg hoop toen er opeens een vrij aantrekkelijke man twee keer per week in Regina kwam eten. Ze zag dit als een teken. Hij had zijn zoontje bij zich, wat haar vertederde.

        In eerste instantie richtte ze zich op het kind. Ze verwende het en tussen neus en lippen stelde ze de vader vragen. Veel kreeg ze niet uit hem los, maar het was duidelijk dat hij verdriet had. Vanwege het feit dat hij totaal geen aandacht aan haar schonk en vanwege zijn verdriet voelde ze zich steeds heviger tot hem aangetrokken.

Op een dag kon ze zich niet meer inhouden en nadat de twee het restaurant hadden verlaten besloot ze hen te volgen. Deze daad verantwoordde ze voor zichzelf dat ze wilde zien wat voor vlees ze in de kuip had, ze zou zich niet nog een keer laten bedonderen. Aan haar baas liet ze weten dat ze zich ziek voelde en ze zette de achtervolging in.

        Wat ze zag, viel bij haar in de smaak. Ze liepen hand in hand richting het strand en nadat hij een tijdje naar de horizon had gestaard, terwijl zijn zoontje aan het rondrennen was in het zand, maakten ze rechtsomkeert. Hij liet het jongetje naar het speelgoed kijken dat de straatverkopers te koop aanboden. Hij mocht ook een kraskaart krassen. Maar wat hij deed bij de juwelierszaak verontrustte haar. Hij begon in de half door het rolluik afgesloten etalage te turen. Had hij soms al een vriendin voor wie hij nu een cadeautje aan het uitzoeken was? Was hij getrouwd? Ze had geen trouwring gezien.

        De twee liepen door en ze besloot een kijkje bij de etalage te nemen, zodat ze kon nagaan wat hij had bekeken. Misschien zocht hij gewoon een nieuw horloge. Bij de juwelier aangekomen werd het rolluik met een ruk gesloten. Ze volgde hem richting zijn huis en pas op dat moment deed de schaamte haar intrede. Snel ging ze naar haar eigen huis.

        Het was de laatste keer dat ze hem had gezien, want een dag later werd er op haar werk gesproken over een moord op een man die de laatste tijd met zijn zoontje in Regina had gegeten. Er werd gezegd dat zijn vrouw hem had laten vermoorden.

        Francesca was niet geschokt. Eerder opgelucht, want als die vrouw hem had laten vermoorden, dan moest er iets niet helemaal in de haak zijn geweest met die man, anders deed je zoiets niet.

Johannes van der Sluis

Volgende week: Alto Adige