Mysterie in Nice

‘Hoe kun je romanschrijver worden zonder te leren liegen?’ Die vraag stelde Patrick Modiano zichzelf in 1973 in een interview met het dagblad Le Monde. Modiano, geboren in 1947, had toen juist zijn derde roman gepubliceerd, De Ringboulevards, en was hard op weg de belangrijkste en meest succesvolle schrijver van de naoorlogse generatie in Frankrijk te worden. Zocht hij zijn thema’s aanvankelijk in het verbeelden van de bezettingstijd, welhaast als een metafoor voor de hedendaagse werkelijkheid, tegenwoordig snijdt hij ook lichtvoetiger onderwerpen aan. Van realisme moet hij echter nog steeds niets hebben. De leugen als middel om een verhaal te vertellen beheerst hij als geen ander.

In Zondagen in augustus, Modiano’s in 1986 verschenen roman die nu door Edu Borger is vertaald, krijgt die leugen gestalte in een achterstevoren beschreven geschiedenis: Modiano begint bij de afloop en geeft de feiten waarmee hij speelt pas gaandeweg prijs. Het effect is een mysterie dat, hoewel het niet wordt opgelost, van de eerste tot de laatste bladzijde boeit. Jean, een ex-fotograaf, loopt in Nice een man tegen het lijf die hij aan de oevers van de Marne heeft leren kennen: Frédéric Villecourt, een sjacheraar. Frédéric is de echtgenoot van Sylvia, de vrouw met wie Jean naar de Cote d’Azur is gevlucht, die in het bezit is van een even schitterende als kostbare diamant — het Zuiderkruis. Om een ongestoord bestaan te kunnen opbouwen, buiten het bereik van Frédéric, willen Jean en Sylvia de diamant verkopen. Dat lijkt te lukken als ze het echtpaar Barbara en Virgil Neal leren kennen, die een luxueuze villa bewonen die eigendom is van de Amerikaanse ambassade. Na een gezamenlijk diner verdwijnen de Neals met Sylvia en met de diamant; Sylvia wordt ontvoerd en zal spoorloos blijven, Jean ontdekt dat er helemaal geen familie Neal in de villa heeft gewoond — ja, ver voor de oorlog, maar die mensen zijn allang dood.

Modiano verandert het perspectief van zijn roman en keert terug naar de oevers van de Marne, waar Jean een fotoreportage maakt, en Sylvia en Frédéric ontmoet. Door hen hoort hij van het bestaan van Paul Alessandri, een oplichter die het Zuiderkruis probeert te verkopen. Hij en Neal blijken één en dezelfde. Daarmee zijn in een fascinerend spel met hypothesen en verwachtingen alle feiten ten slotte bijeengebracht, zonder in een oplossing te resulteren. Wat er met Sylvia en de diamant is gebeurd komt de lezer niet aan de weet, Jean blijft in het sombere, winterse Nice achter — eeuwig op zoek, terend op zijn herinneringen aan een kortstondige liefde die alleen onderweg, op die ‘zondagen in augustus’, in rustig vaarwater verkeerde.

Modiano’s roman, zo transparant en luchtig hij op het oog ook lijkt, is doortrokken van dreiging en onzekerheid. Heel precies, in prachtige sfeerbeelden, worden de hoofdpersonen en ook de geografie van Nice beschreven — alles lijkt reëel en beheersbaar. Maar onder die oppervlakte spelen zich de ontwikkelingen af die het leven dramatisch zullen veranderen en voor altijd spanning en onzekerheid zullen creëren. Niet om die diamant, maar om dat menselijk noodlot is het Modiano te doen. In maanden las ik niet een zo meeslepend boek,

Anton Brand

Patrick Modiano – Zondagen in augustus. Vertaald door Edu Borger. De Arbeiderspers, Amsterdam. 152 blz.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden, 23 september 1988.