Misschien komt alles toch nog goed

In het Vlaamse jeugdliteraire landschap valt Do Van Ranst niet meer weg te denken. Met meer dan 35 titels in de meest uiteenlopende genres en verschillende literaire prijzen – waaronder de prestigieuze Deutscher Jugendliteraturpreis voor Mijn vader zegt dat wij levens redden – geniet Van Ranst bij zowel het grote publiek als de literaire kritiek waardering. In Nederland is de belangstelling voor zijn werk vooralsnog minder groot, getuige volgende bedenking van Bas Maliepaard in Trouw: ‘Waarom de Nederlandse doorbraak van de Vlaamse schrijver Do Van Ranst zo lang op zich laat wachten, is me een raadsel. […] Toch blijft het in de boekhandel en de pers aanmodderen met Van Ranst.’ Of zijn nieuwe adolescentenroman Die foto waar ik niet op sta daarin verandering zal brengen, is echter twijfelachtig.

do-2.inddMeer dan drie jaar geleden heeft de zeventienjarige Bas zijn oom Pelle, tante Klazien en ontwapenende nichtje Fiebie niet meer gezien. Althans, zo luidt de officiële versie, want neef en nicht hebben al die tijd stiekem contact gehouden. Een vooralsnog onduidelijk voorval uit het verleden maakte meteen komaf met de jaarlijkse bezoeken aan het zomerhuis van grootvader Bing, die makkelijkheidshalve ook maar uit het collectieve geheugen van Bas’ ouders geschrapt werd.

Groot is dan ook Bas’ verbazing als grootvader Bing de gehele familie opnieuw uitnodigt op de plek des onheils. Het vormt een goedgekozen aanleiding voor Bas om tussen heden en verleden te laveren en in strak gecomponeerde flashbacks de moeizame familierelaties te kaderen. Van Ranst presenteert de scènes uit het verleden als losse puzzelstukjes, waaruit de lezer het eigenlijke verhaal dient te construeren. Hoewel Bas als focalisator fungeert, laat hij voldoende ruimte voor kritische reflectie; enerzijds hemelt hij grootvader Bing danig op, anderzijds komt diens moeilijke karakter tussen de regels goed uit de verf. Een interessante invalshoek, ware het niet dat Bas wel erg veel informatie prijsgeeft: ‘Ik wil je alles vertellen’, klinkt het meermaals, en dat staat de ingetogen sfeerschepping, zo typerend voor eerder werk, weleens in de weg.

De ware toedracht van de familievete blijft gelukkig lange tijd in het ongewisse, wat meteen een onderhuidse spanning creëert die tot een grootse apotheose moet cumuleren. Het blijkt een rekbaar begrip, want Van Ranst teert wel erg lang op dit narratologisch trucje van uitstellen en gespannen laten afwachten. Sporadisch geeft hij wel enkele aanwijzingen, bijvoorbeeld in de breed uitgesponnen passages over de vriendschap tussen neef en nicht, waaraan hun ontluikende seksualiteit gerelateerd wordt. Geen sinecure om die heikele thematiek suggestief te verwoorden in jeugdliteratuur, en ook Van Ranst slaagt niet in dat opzet. Dat is bijzonder jammer, want stilistisch draagt Die foto waar ik niet op sta duidelijk Van Ransts stempel: de trefzekere stijl, vol korte, afgemeten zinnetjes, is zowat het handelsmerk van de auteur. Net zoals de sterk uitgewerkte dialogen, die de souplesse van natuurlijke gesprekken benaderen en onmiskenbaar Van Ransts invloed als theaterauteur verraden.

De verrassende bekentenissen van grootvader Bing kunnen het verhaal niet geheel overeind houden. Bekentenissen, inderdaad, want éénmaal op dreef onthult de grijsaard meerdere geheimen, die de toch al wankele familierelaties geen goed doen. De reden tot de familievete passeert ook nog de revue; zoals verwacht knoopt Van Ranst bij de niet langer onschuldige relatie van Bas en Fiebie aan. In de resem onthullingen krijgt deze potentieel aangrijpende scène echter weinig weerklank. Boeiend is wel dat de auteur zich van ieder (moraliserend) waardeoordeel onthoudt en de lezer betekenisvol uitdaagt om de heikele kwestie te overdenken.

Qua verhaalstof en compositie komt Van Ranst – net zoals in zijn vorige jeugdboek De engel Yannick (2013) – niet verder dan potentieel boeiende aanzetten, die echter onevenwichtig over het verhaal verdeeld worden waardoor de groots aangekondigde apotheose in een veelvoud aan onthullingen verzandt. De auteur slaagt niet in zijn opzet om de verschillende verhaallijnen te combineren tot een krachtig slot, en dat is gezien Van Ransts stilistische sterktes opnieuw een gemiste kans. Nederlandse lezers die Van Ransts oeuvre willen ontdekken, verwijs ik dan ook liever naar Mijn vader zegt dat wij levens redden (2004), Moeders zijn gevaarlijk met messen (2008) en Mombakkes (2010).

Jürgen Peeters

Do Van Ranst – Die foto waar ik niet op sta. Davidsfonds/Infodok, Leuven, 118 blz. € 15.95