Het zal nooit genoeg zijn

‘En dan: een fraudeur en een pedofiel op het toneel? Really?’ Diederik Stapel, de wetenschapper die sjoemelde met feiten, heeft zo zijn twijfels als schrijver A.H.J. Dautzenberg het idee oppert om een theatershow te maken. Dautzenberg wijst Stapel de weg van de verbeelding, de fictie, om uit zijn dal te klimmen. De wetenschapsfraude van Stapel is juist een voordeel. ‘Ik vind het heerlijk om te manipuleren, om leugens te verspreiden.’

De FictiefabriekIn dit boek komt ook de nierkwestie aan de orde. In Samaritaan, een boek met de aanduiding ‘roman’ voorop beschrijft Dautzenberg hoe hij vrijwillig een nier doneert. Omdat hij eerder al fake-interviews had geschreven, werd door sommigen getwijfeld aan het waarheidsgehalte van de donatie. In het programma Pauw & Witteman vertelde hij dat het wel waar was. In de verhalenbundel En dan komen de foto’s komt hij er in een zelf-interview op terug en zegt het personage Dautzenberg het tegendeel. In De Fictiefabriek wordt Rob Schouten aangepakt omdat hij in Trouw daar kritiek op had.

Hij verwijt mij dat ik het lezerspubliek, en meer in het bijzonder de krantenlezer (die gewend is feiten voorgeschoteld te krijgen), misleid. Dat hij zijn lezers ‘het feit’ presenteert dat ik nog twee nieren heb, is dan ook behoorlijk ironisch. Een literair criticus die fictie en werkelijkheid níét van elkaar kan scheiden, maar beweert dat hij dat juist wél doet. Buiten mijn literaire werk heb ik nergens beweerd dat ik géén nier heb gedoneerd. Nergens.

Wat geloof je, zeker als de genreaanduiding van De Fictiefabriek ‘een bevrijdingsroman in brieven’ wordt genoemd. Je kunt de lezer geen foute lezing verwijten als je nadrukkelijk stelt dat je houdt van leugens verspreiden. Ook lezers die houden van literair spel hebben houvast nodig. Ik althans wel.

De Fictiefabriek is een verzameling e-mails tussen twee mannen die niet alleen hun ideeën over een theaterstuk spuien, maar ook hun opvattingen over de maatschappij, de literatuur, de wetenschap en hun eigen leven met elkaar delen. Het boek is twee maanden geleden gepresenteerd, de auteurs traden op in tv-programma’s en daarop volgde telkens een agressieve Twitterexplosie. Bij Stapel werd zijn fraude nagedragen en bij Dautzenberg was men woedend omdat hij zijn nek uitstak en lid werd van Martijn, de vereniging voor pedofielen, en deze verdedigde. Die maatschappelijke betrokkenheid kostte Dautzenberg veel werk en optredens. Afgelopen maand ontsloeg hogeschool Fontys de schrijver nog om onduidelijke redenen. Stapel die ook net een aanstelling had bij dezelfde hogeschool was solidair en nam vrijwillig ontslag.

Dat is misschien het schrijnende van De Fictiefabriek, de twee mannen zijn outcasts geworden en als er een rode draad door het boek loopt dan is het wel het gevecht tegen de massa en de heersende culturele elite. Stapel is veroordeeld en is al zijn functies kwijt. Hij krijgt een taakstraf op een begraafplaats waar hij met andere taakstraffers onder meer graven moet ruimen. Zelfs als zijn straf erop zit, is het voor de massa niet genoeg. Eens fout, altijd fout. Dat zelfs columnisten in NRC Handelsblad en presentatoren van de VPRO, mensen van wie je verwacht dat ze tot nadenken in staat zijn, alleen maar blijven veroordelen, is huiveringwekkend. Stapel: ‘Ik kan mezelf op duizend manieren verklaren, maar het zal nooit genoeg zijn. Het zal altijd te ingewikkeld en te ongemakkelijk zijn.’

Voor Dautzenberg geldt hetzelfde: kunstenaars weigeren samen met hem op te treden, festivals cancelen optredens, collega’s vallen hem af. Ook de theatertour is gedoemd te mislukken, want hun impresario ontmoet louter schijterige theaterdirecteuren die de voorstelling niet aandurven. Je kunt de mails lezen als reddingsboeien die over en weer gegooid worden, waarbij de fictie ontsnapping biedt aan de harde werkelijkheid. Je kunt De Fictiefabriek ook lezen als een confrontatie met de huidige, morele wetten in Nederland. En dan schrik je je te pletter.

Coen Peppelenbos

Diederik Stapel & A.H.J. Dautzenberg – De Fictiefabriek. Atlas Contact, Amsterdam, 406 blz. € 21,99.

Deze (iets uitgebreide) recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 21 november 2014.