Onderduiken aan het eind van de wereld

Denken we ooit nog wel eens aan de kernramp van Tsjernobyl in de voormalige Sovjetrepubliek Oekraïne, of is het ver van ons bed en al weer heel erg lang geleden? Het ontbranden van de reactor nummer vier, waarbij het 200.000 kilo (!) zware dak instortte, vond plaats op 26 april 1986, meer dan 28 jaar geleden dus. Een nanoseconde in vergelijking met de natuurlijke afbraaktijd van isotopen die kunnen vrijkomen bij een ramp, van 700 miljoen jaar voor verrijkt uranium tot 14 miljard jaar voor torium-232.

Onwerkelijk. En actueler dan ooit nu er financieringsproblemen zijn voor de extra betonnen sarcofaag die de voormalige kerncentrale moet afschermen. Maar goed, zodra er geen stroom is voor de elektrische apparaten waarmee we ons omringen, schreeuwen we moord en brand.

De Spaanse schrijver Javier Sebastián (1962) was hoogleraar creative writing aan de universiteit van Barcelona en hoogleraar cultuurbeleid in zijn geboorteplaats Zaragoza. Zijn roman De fietser van Tsjernobyl was in 2011 in eigen land boek van het jaar en kreeg in Duitsland, Frankrijk en Italië een vergelijkbare ontvangst.

9789028425934_VRKHoofdpersoon is de natuurkundige professor Vasili B. Nesterenko (1934 – 2008) die ten tijde van de ramp in Tsjernobyl directeur was van het Wit-Russische Instituut voor atoomenergie en van de nationale academie van wetenschappen. Sinds 1990 was hij directeur van de onafhankelijke organisatie Belrad – met ondersteuning van onder meer de winnaar van de Nobelprijs voor de vrede Andrej Sacharov, de vader van de thermonucleaire wapens én voorvechter van burgerrechten in de Sovjetunie, en schaakgrootmeester Anatoli Karpov – en hield zich bezig met waarheidsvinding en onderzoek naar de gevolgen van de ramp in Tsjernobyl.

Hij bracht, geheel tegen de zin van de autoriteiten, de besmetting in kaart van de inwoners en deed daar regelmatig verslag van. De Wit-Russische geheime dienst zat hem op de hielen. Hij overleefde twee aanslagen. Later probeerde men hem om te kopen met een nieuwe functie, hoofd van een kerncentrale, op voorwaarde dat hij zijn mond zou houden over Tsjernobyl.

Ten tijde van de ramp, die zoals gebruikelijk door de Sovjets een paar dagen stil gehouden werd, was Nesterenko al snel ter plaatse. Om erger te voorkomen – hij had ook ervaring als brandweerman – vloog hij met een helikopter over de brandende kern van de reactor en wierp vloeibaar stikstof af. De drie andere inzittenden stierven al snel aan radioactieve besmetting.

Tot zover enkele episodes die Sebastián als uitgangspunt heeft genomen voor zijn roman. De rest berust op zijn verbeelding, maar is desondanks zeer geloofwaardig. Zo zou het gegaan kunnen zijn, nee, zo moet er wel met de verantwoordelijke mensen, eerder de zondebokken, zijn omgesprongen.

Sebastián verweeft verhalen, laat ze zo nu en dan in elkaar overlopen, elkaar ‘besmetten’, al klinkt dat hier onbedoeld negatief. In Parijs is een conferentie aangaande maten en gewichten. De verteller die voor Spanje verantwoordelijk is voor de exacte duizend gram, wordt Twee Kilo genoemd, omdat er in zijn land twee onafhankelijke standaarden bestaan. Wanneer hij met zijn koffertje met twee geijkte gewichten in een restaurant zit, ziet hij hoe een oude man wordt achtergelaten. Hij probeert hem aan te spreken, maar verstaat hem niet. De oude man is te versuft. Twee Kilo attendeert de ober op hem en vertrekt. Hij heeft hem nog wel zijn pen geleend waarop het adres van zijn instituut staat gedrukt.

De Franse sociale diens splitst Twee Kilo uiteindelijk de man zonder papieren, Vasja op de vlucht voor de geheime dienst, in de maag. Als hij ‘zijn vader’ meeneemt, zal er geen strafvervolging wegens nalatigheid volgen. Een waar schaakspel, een spionageroman waardig, ontvouwt zich.

Het tweede verhaal dat zich door de roman slingert, is dat van de spookbewoners van de vlak bij Tsjernobyl gelegen spookstad Prypjat. Mensen die stiekem terug zijn gegaan naar hun huis en haard. Behoorlijk vervreemdende stukken. Er wordt op grote schaal geplunderd. De natuur neemt langzaam de verlaten gebieden rond de kernreactor weer in, met door de straling soms behoorlijk afwijkende verschijningsvormen.

Het typische adagium van de Russen (vooruit, van de Sovjets) ‘na ons de zondvloed’ wordt in deze stukken pijnlijk duidelijk. We trekken een paar rode strepen over de straat. Achter die linie kun je maar beter niet komen. Maar de lijnen verdwijnen door de regen en niemand bekommert zich veel om de onzichtbare vijand. Geheel in stijl heeft men namelijk de normen aangepast. Het toelaatbare stralingsniveau per kilo lichaamsgewicht is met 50 keer verhoogd. Bijna geen slachtoffers op die manier. Opgelost, als ware het een productiequotum bij een vijfjarenplan. Totalitaire systemen hebben nog meer dan democratieën, overigens niet heel veel meer, de neiging om de omstandigheden te verzachten met eufemismen. (Een ware gotspe is de lijfspreuk van het niet ver van Tsjernobyl gelegen stadje Prypjat. ‘Gezondheid voor het volk is rijkdom voor het land.’)

Toen het ongeluk plaatshad, heeft niemand ons geïnformeerd wat er was gebeurd. Op een zondag verschenen er patrouilles soldaten met geigertellers. Toen waren er de evacuatiebussen, allemaal in een rij, met draaiende motoren. Door de luidsprekers werd omgeroepen: kleding en toiletartikelen meenemen, de Ongunstige Radiologische Situatie zal spoedig worden opgelost.

Natuurlijk werd er al snel nadien verkondigd dat de gebieden weer toegankelijk waren omdat ze de oorspronkelijke, besmette bewoners nergens anders wilden hebben. Terug naar de nucleaire goelag. Het voedsel kon weer gegeten worden indien het een paar keer achter elkaar in zout water was gespoeld. Maar de export naar Moskou en omstreken was uiteraard niet toegestaan.

Vasja heeft nog maar één wens. Hij wil terug naar Prypjat, waar ook zijn vrouw naartoe is gekomen om hem te zoeken. Waar duik je beter onder dan in je eigen huis, of in dit geval in het einde van de wereld. Op een plek waar men als de dood voor is. (Tenzij er natuurlijk wat te sjacheren valt.) De spookstad die ‘heel geschikt zou zijn voor filosofen omdat je er op je gemak kunt nadenken’. Hoe vreemd het ook klinkt, ergens is deze verlaten en geplunderde stad ook een mogelijk oord voor een aantal mensen opnieuw te gaan beginnen. Om samen te leven, ondanks de omstandigheden, ondanks de onvermijdelijke vroege dood. Een vreemdsoortig paradijs.

Door kille feiten te verweven met een spionageroman, een ‘ghoststory’ en een liefdesverhaal maakt Sebastián ons duidelijk dat we Tsjernobyl nog lang niet kunnen en moeten vergeten.

Guus Bauer

Javier Sebastián – De fietser van Tsjernobyl. Vertaald door Peter Gelauff. Wereldbibliotheek, Amsterdam. blz. € 19,95.