Tijd en ruimte maken: een ambacht

Ik zal altijd, in elke signalement, blijven benadrukken wat voor een prachtige tijdschriften nY en DW B zijn. Ongeacht de inhoud, ik veer elke keer weer op als een van beiden in de bus valt: de vormgeving (nY als dik pockettijdschrift; DW B als dunne doch grotere kijkbuis) is al om van te smullen. Bij DW B is het deze keer helemaal raak: de redactie heeft er namelijk voor gekozen om in het laatste nummer van 2014 fictionele teksten en architectuur met elkaar te combineren.

In zekere zin sluiten beide edities op elkaar aan: nY grijpt zich vast aan de tijd (‘We bekennen: we hebben de eerste regel van de eerste les creatief schrijven met voeten getreden. We zijn met het abstracte aan de slag gegaan.’); DW B gaat de plaats cultiveren. In beide gevallen ligt de nadruk op het maken: in de essays en gedichten in nY gaat het om het maken van tijd, bij DW B maken auteurs een locatie die in een literair werk genoemd en/of beschreven is om vervolgens die korte tekst gevisualiseerd te zien door een architect of kunstenaar. Simpel gezegd: een auteur omschrijft Hogwarts of een locatie waar J. Kessels resideert in 450 woorden en die wordt vervolgens uitgebeeld.

Veel poëzie in nY. Dat is geen wereldschokkend feit, maar deze keer is het opvallend. De reeks van Veva Leye is mateloos pakkend. Als het dan toch over tijd gaat, dan vind je dat hier: de tijd valt weg. In deze potpourri van Frans, Engels, Nederlands en wat niet meer is het verdwalen, nee, verzanden. Wanneer u zich afvraagt wat het precies inhoudt, dan is dat volkomen te begrijpen, maar die vraag is irrelevant. Laat u toch meeslepen door de woorden, door de tijd, want het is sneller voorbij dan je lief is, deze ‘non-virtuoze oddysée’.

Pluriform is al die poëzie bij elkaar ook: Michael Palmers gedichten ademen romantiek; Çaglar Köseoglu, afgelopen editie nog te zien tijdens Dichters in de Prinsentuin, dicht over de ambivalente relatie met Mustafa: ‘Ik ben de vader van geen land en kan liegen // zoals ontroerende landschappen // of een chronologie.’ Die reeks wordt meteen gevolgd door een groot gedicht van Jeroen van Rooij waarin de spanning tussen mens, dier en ding centraal staat. Is een mens een dier? Een dier een ding? Ga er maar aan staan! Van Rooij laat die vragen versplinteren: ‘Een mens baart een ding dat het daglicht niet verdragen kan.’ Of: Een dier is ellende met een vacht, / een mens scheert zijn schaamhaar.’ En de tijd? Die verstrijkt of is verstreken. Wat rest is de tekst, het residu.

In DW B rest de plaats, het residu. Maar liefst vijftig auteurs schrijven over fictieve plaatsen van bijvoorbeeld Dostojevski, Hermans, Kafka, Borges, Brouwers, Voskuil en Vestdijk. Uit heel verschillende registers wordt geput. Dat wordt ook zichtbaar aan de hand van de visuele ondersteuning: soms abstract, soms meer neigend naar Escher, dan surrealistisch, dan weer uitermate realistisch. De een-op-eenrelatie is niet altijd even snel duidelijk, maar de ruimte die overgelaten wordt aan de verbeelding, als tussenruimte, is misschien nog wel het belangrijkste: probeer zelf eens je favoriete fictionele locatie te visualiseren.

nY en DW B slagen wederom om een prachtig stukje ambacht af te leveren: ruimte en tijd maken, dat is moeilijk. En het hoeft niet perfect. Als het schuurt, als het je in vervoering brengt, als het je in verwarring achterlaat, dan is het nog wel stukken mooier.

Obe Alkema

DW B, 159e jaargang, nummer 5. Jaarabonnement € 50,00 (studenten € 40,00), losse nummers € 15,00.

nY, nummer 23. Jaarabonnement € 30,00 (studenten € 20,00), losse nummers € 9,00. In Nederland slechts bij een aantal boekhandels te koop; niet in het noorden van het land.