Over het molesteren van boeken

Ik was nog niet halverwege de nieuwe essaybundel van Boudewijn Büch, Boekenpest, toen ik besloot het zekere voor het onzekere te nemen en de vochtigheidsgraad in mijn eigen bibliotheek te controleren. Er hangt daar een hygrometer, maar ik werp er zelden een blik op. Hoe naïef dat is begreep ik toen ik op het omslag van Büchs boek de vraag ‘Hoeveel liter water drinken boeken in een bibliotheek per dag?’ las. Op het oog is die vraag retorisch, maar Büch weet het heel precies te becijferen aan de hand van excellente documentatie. De hygrometer stelde me gerust: mijn boeken staan nog niet op het punt te verschimmelen of te verdrinken. Maar de gedachte ze na mijn dood aan een bibliotheek of enigerlei instelling te schenken kan ik wel uit mijn hoofd zetten: als ik tijd van leven heb zal ik meemaken dat ze uit elkaar vallen en verpulveren. De reden: de hoeveelheid zuur die het papier bevat. De enige remedie: luchtledige ruimten, vrieskelders.

boekenpestBoekenpest, dat mag duidelijk zijn, is een bundel die somber stemt — want behalve verdrinken kunnen boeken ook nog verbranden en verdwijnen of gestolen, gebombardeerd, verboden en aangevreten worden. Van al deze akelige mogelijkheden geeft Büch pregnante voorbeelden, waarbij hij het — enig bezwaar — wat erg vaak over de boekvernietiging in nazi-Duitsland heeft. De zorg die hij tot uitdrukking brengt is niet dat er in een toekomst vol technologie geen plaats meer zal zijn voor het boek, maar dat het boek als industrieel product, ‘als voorwerp van schoonheid en vakmanschap’, in een steeds benarder positie zal belanden. Büch rept zelfs van een ‘ultieme crisis’ en pleit voor een actiegroep, daarmee de bal bij de overheid voor het doel leggend, die het om politieke, financiële en electorale redenen laat afweten als het om het boek- en bibliotheekwezen gaat. Konden boeken maar zo schattig kijken als zeehondjes, want ‘je kunt tegenwoordig beter een zeehondje dan een boek zijn.’

Büch zou Büch niet zijn als hij over dit zwaarmoedige onderwerp niet enthousiasmerend en soms zelfs opvrolijkend schreef. (‘Reizen is een pest voor boeken. Behalve wanneer ze naar mij toe reizen. Dan is het goed.’) Punt is echter dat hij bij alle clownerie gelijk heeft, hetgeen bijvoorbeeld mag blijken uit de brand die op 7 november 1987, terwijl Büch zijn laatste waarschuwende woorden schreef, de Amsterdamse universiteitsbibliotheek gedeeltelijk verwoestte. Bibiothecaris Ernst Braches, die Büch overigens aan heel wat documentatie moet hebben geholpen, had zowel het ministerie van Onderwijs als het College van Bestuur van de universiteit al diverse malen voorgehouden dat er een betere brandbeveiliging nodig was. Net als onlangs de directeur van het Conservatorium te Utrecht bleef hij een roepende in de woestijn en ditmaal kostte dat het unieke archief van Het Parool, documenten van de Vereenigde Oostindische Compagnie en een bijzondere verzameling schoolboeken. Het is het treurige slot van Büchs bundel: de foto op de achterflap toont de auteur te midden van de puinhopen, met een wat verwilderde en boze blik. Die boosheid, of beter misschien: oprechte zorg, is door de hele bundel heen bespeurbaar. Van ‘boekvijandig’ gedrag moet Büch niets hebben, hij houdt van boeken en er zijn weinig onderwerpen waarover hij zo meeslepend schrijft. Boekenpest is een bundel die een vervolg verdient — niet alleen in de vorm van nieuwe essays, ook in maatregelen. Eén exemplaar moet in elk geval in een luchtledige ruimte worden opgeborgen. Opdat er later niemand kan zeggen dat er nooit gewaarschuwd is.

Anton Brand

Boudewijn Büch – Boekenpest. De Arbeiderspers, Amsterdam, 166 blz.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 8 april 1988.