Van knoop tot knoop vonkend

Als het om het proza van de Pool Bruno Schulz (1892-1942) gaat, zijn er zoals vertaler Gerard Rasch ooit opperde twee soorten mensen: zij die er zielsveel van houden en zij die de pijp liever aan Maarten geven. Volkskrant-criticus Arjan Peters behoort tot de eerste soort; als gastcurator bij Meulenhoff koos hij als eerste De kaneelwinkels en Sanatorium Clepsydra voor een heruitgave; in zijn nawoord verklaart Peters dat hij elke zomer het hoofdstuk ‘Augustus’ uit De kaneelwinkels herleest. Een mooi beeld: Arjan Peters in augustus. De twee boeken vormen zo’n beetje het volledige werk van Schulz; er zijn nog wat verhalen en essays, de meeste brieven en een complete roman, De messias, zijn verloren gegaan. Deze uitgave verscheen in de Boekenweek en sluit naadloos aan op het thema. De vader van de verteller uit De kaneelwinkels, die bijna als de hoofdpersoon is te beschouwen, is immers een krankzinnige. Natuurlijk kun je de vraag stellen wat krank- of waanzinnig is aangezien niet vaststaat wat normaal is, maar naar algemene maatstaven gemeten vertoont deze vader enigszins afwijkend gedrag, of zoals Schulz schrijft:

Knoop voor knoop maakte hij zich van ons los, punt voor punt verloor hij alles wat hem aan de mensheid bond.

Ook de verteller zelf lijkt een tik van de molenwiek te hebben gekregen: de vertelling gaat alle kanten op – misschien niet toevallig dat er zoveel vogels in voorkomen – al speelt De kaneelwinkels zich in een beperkte ruimte af: een huis en wat straten in een provinciaal stadje, gemodelleerd naar de plaats waar Schulz vrijwel zijn hele leven heeft gewoond: Drohobycz, dat in het huidige Oekraïne ligt. Hij werkte er als tekenleraar. De tekeningen die hij bij Sanatorium Clepsydra maakte, zijn in het boek opgenomen.

Bruno Schulz

Er is vrijwel geen helder plot bij Schulz, in beide boeken niet, en in die zin leest Sanatorium Clepsydra als het vervolg op De kaneelwinkels; dezelfde personages keren ook terug, samen lijken ze één roman te vormen. Het is lyrisch, bijna extatisch proza, waarbij de werkelijkheid wordt opgevat als een magisch en geheimzinnig universum. Surrealisme kortom. Navertellen is daardoor in feite ondoenlijk, het enige wat erop zit is het zelf te lezen en je te laten vervoeren door de beeldenrijkdom – het nawoord van Peters heet niet voor niets ‘De Schulz-ervaring’. Toch een poging om dit wonderlijke proza te vatten: zijn wezen is misschien wel de zoektocht naar de oorsprong, de kern of oertoestand van het menselijk bestaan, die benaderd kan worden in droomtoestand:

Op dezelfde wijze zien we immers ook wanneer we slapen, afgesneden van de wereld, dolend in diepe introversie, op weg terug naar onszelf – zien we duidelijk onder de gesloten oogleden, omdat een innerlijke kienspaander de gedachten in ons heeft ontstoken, die ijlend langs lange lonten smeulen, van knoop tot knoop vonkend. Zo voltrekt zich over de gehele linie een regressie in ons, een in zichzelf keren, terugkeren naar de wortels.

Dit is wellicht ook de reden waarom de verteller zich aan het einde van Sanatorium Clepsydra weer inschrijft op de basisschool.

Hoewel de kunstenaar probeert de knopen die in de werkelijkheid zijn gelegd te ontwarren – en zo de ‘metafysische kern’ te vinden – zal hij daar nooit geheel in slagen, legt Schulz uit in een interview met de schrijver Stanisław Ignacy Witkiewicz:

De knoop, waarin de ziel is gestrikt, is geen valse knoop die na een ruk aan het einde uiteenvalt. Integendeel, hij wordt steeds strakker aangetrokken. We manipuleren ermee, volgen de loop van de draden, zoeken het einde en uit die manipulaties onstaat kunst.

Deze opvatting leidt bij Schulz tot curieuze, grillige en groteske passages; je moet ervan houden, maar geheel onberoerd zal zijn werk niemand laten, want wie kan met stelligheid beweren dat hij het mysterie van dit leven heeft ontrafeld?

Johannes van der Sluis

Bruno Schulz – De kaneelwinkels & Sanatorium Clepsydra. Vertaald door Gerard Rasch. Meulenhoff, Amsterdam. 384 blz. € 19,99.