De literatuur, nou, die weet wat

Waartoe zijn wie hier op aard? En dat met een vette knipoog. Dat is ietwat kort door de bocht de strekking van de debuutroman Lot van dichter, memoirschrijver en Contrabasser Chrétien Breukers. Dan uiteindelijk toch nog, gefeliciteerd, oude rot! Na het ‘flardenboek’ Een zoon van Limburg, opnieuw een – nu even allen het hoofd in de nek werpen, of beter: een weinig neigen en met een zucht de rug van de hand naar het voorhoofd brengen – therapeutisch boek over zelfacceptatie. Breukers sluit zich zogezegd vol overgave aan bij de grote (Franse) existentialisten van na de Tweede wereldoorlog. ‘Het bewust zoeken naar het wezen van het mensenleven’ en meer van zulks onverdraaglijks.

Breukers LotMaar de rechtgeaarde lezer neemt dit uiteraard niet serieus. Breukers heeft van zichzelf een fijn geëxalteerd personage gemaakt, precies genoeg over de top, en neemt daarmee in feite ‘de bende van Sartre’ en hun gedachtegoed op de hak. Hij koketteert bekwaam, verschuilt zich als schrijver, nu ja, achter het personage Chrétien Breukers (CB) die dolgraag eindelijk eens een liefst grootse en meeslepende roman wil schrijven. Daartoe gaat de mengkraan opnieuw behoorlijk open. Breukers laat het bad vollopen met verhalen, brieven, e-mail correspondentie en (jeugd)herinneringen. Aangenaam warm.

Daarnaast poneert hij waarheden over het boekenvak en om het passend te zeggen: Het Schrijverschap. In dit geval bij voorkeur uit te spreken met het spottende timbre van Johnny the Selfkicker. Waar, niet nieuw, of in elk geval bij velen bekend, maar wel fris beschreven. De Literatuur – denk aan Johnny – fijntjes geanalyseerd. Een weinig grotesk soms, maar daarom niet minder onomstotelijk. Je kunt Lot lezen als een goed geschreven hilarische pastiche. Niets op tegen. Maar het is eigenlijk roerend hoe Breukers zichzelf angstvallig achter zijn schaduw probeert te verstoppen en zich daardoor juist in de kijker speelt. Waarschijnlijk toch wel bewust. En dat is het ingenieuze van dit boek.

Lot is een roman over een man van bijna vijftig die zichzelf altijd uniek heeft gevonden. Die zich nu realiseert dat dat niet meer was dan een idee. (En daar, voor uw gemoedsrust, aan het einde min of meer vrede mee heeft.) Een stuk zelfbescherming. Het verbloemen van de angst voor de middelmaat. Hij heeft in een opwelling een lot gekocht en daarmee het Lot getart. Hij is de winnaar van een jackpot van miljoenen euro’s. (Het is natuurlijk buitengewoon amusant dat Breukers in het dagelijks leven achterna schijnt te worden gezeten door lieden die nu ‘iets van hem willen’. Leve de fictie. Een geweldig resultaat van dit ‘schaduwwerk’.)

CB vindt het zaak om zo snel als mogelijk van het geld af te komen, door het uit te geven aan zaken die veel geld kosten en beslist niets opleveren. (De uitgeefbranche kwam meteen in gedachten.) Geen aandelen, geen sieraden, geen beleggingen, geen onroerend goed. Het blijkt knap lastig om geld kwijt te raken, wanneer je het niet zomaar weg wilt geven. Geld maakt geld. En je kunt per dag maar een zekere hoeveelheid drank en drugs aan. Van steeds opnieuw ‘fine dining’ heb je ook snel de buik vol. Veel mensen denken dat rijk zijn leuk is. Nu, dat valt dus klaarblijkelijk nogal vies tegen.

CB, net als Breukers, een redelijk verkopende dichter, heeft natuurlijk nu wel alle tijd om in een hotel te gaan wonen en zich volledig te wijden aan het schrijven van een groot prozawerk. Laat het de literaire fondsen niet horen, maar voldoende geld blijkt ook in dit geval niet tot productiviteit te leiden. Althans niet bij het personage CB. Het verslag dat Breukers doet van de wetenswaardigheden van zijn alter ego, levert natuurlijk wel het voorliggende boek op. Gaandeweg – en dat is grappig en bewonderenswaardig tegelijk – vormt zich een roman, of in elk geval een boekwerk wat héél dicht in de buurt van een roman komt.

CB heeft toch ergens in het oosten van het land een groot huis gekocht. Hij heeft boeken nodig om zijn boek te schrijven en stuurt een e-mail naar een plaatselijke boekhandel.

Ik wil nu echter een boek maken dat niet ‘echt gebeurd’ is, nee , ik wil een boek maken dat tijdens het schrijven ‘echt’ wórdt.

Een fijne gotspe. Je begint gelijk ook te twijfelen of de boekhandelaarster waarmee CB later veelvuldig contact heeft wel zo fictief is. Het wordt wel erg nadrukkelijk op het omslag vermeld. Breukers zet tezamen met zijn creatie CB de lezer, al zeker de argeloze, goedgelovige, smakelijk op het verkeerde been.

Ik ben een klager. Iemand die terecht klaagt, dat wel, want literatuur heeft in de hele samenleving niets meer te betekenen en iedereen die erin wil werken is gestoord. Daarom ben ik, aan de andere kant, uitermate geschikt voor het vak. […] Ik schrijf boeken die er als een lappendeken uitzien.

Fijne zelfkennis, een grappige manier van het inbouwen van een veiligheidsklep. Als we de schrijver even mogen plagen: allemaal heel vermakelijk. Twee sessies met een denkbeeldige psychiater vormen een afrekening met ouders, met een dode geliefde die nog steeds een leven bepaalt, die gebruikt wordt om mensen weg te houden. Boerenbedrog.

Omdat ik niet gelukkig wilde worden, kon worden, heb ik een dode tussen mij en de rest van de wereld geschoven, een lijk dat niet kon protesteren.

Langzaam wordt het CB, met behulp van een vriend uit de advocatuur (sic!), duidelijk dat er meer is dan de letteren. Dat het een misverstand is dat de literatuur volledige toewijding eist. Breukers zelf vindt stiekem vast nog wel dat alles voor de letteren moet wijken, gelooft het na de publicatie van Lot misschien juist nog wel meer. Dit is immers een schrijver die leeft van het ‘fijne onbehagen’. Chapeau!

Guus Bauer

Chrétien Breukers – Lot. Marmer, Baarn. 200 blz. € 17,95.