Mee in de flow

In de roman Stille mensen beschrijft Esther J. Ending (1972) de kraakscene van de jaren tachtig, negentig. Sommige van de personages zijn om puur praktische redenen – woningnood, ernstig geldgebrek – in een kraakpand terecht gekomen, anderen omdat ze zich willen afzetten tegen de heersende orde, of gemakshalve doen voorkomen of ze tegen heilige huisjes trappen. Wat blijft er over van het idealisme als mensen tot elkaar veroordeeld zijn? Ending woonde een tijdje zelf in een kraakpand, maar daarmee houdt de vergelijking met de vertelster in de roman desgevraagd wel op.

eigeneiland-endingHaar nieuwste roman Een eigen eiland heeft wederom een mooi afgebakende setting. Ditmaal op natuurlijke wijze. Ibiza is het decor, is, om het een beetje flauwtjes te zeggen, een van de belangrijkste figuranten. Ending bracht haar jeugd door op het Spaanse eiland. Je bent wederom sterk geneigd om de vertelster met de schrijfster te vereenzelvigen. En dat gevoel wordt door de opbouw van dit boek versterkt. De tekst lijkt nog meer ‘doorleefd’, veel authentieker, voornamelijk ook door het – hulde aan auteur en redacteur – bewust niet al te veel verklaren van Spaanse woorden en zinnetjes. Het zorgt voor een sfeervol beeld, voor de juiste couleur locale. Met betrekking tot het échte Ibiza, dat van buiten het toeristenseizoen.

Marianne is een puber die op zichzelf is aangewezen. Haar moeder is blijven hangen in haar hippie-idealen, maar probeert aan haar ‘healings’ een commerciële draai te geven. (Daar is het tanende idealisme weer.) Haar vader zit de zoveelste gevangenisstraf uit vanwege een drugsdelict. (Idem dito, van recreatief gebruik naar grootschalige handel.) Met zijn geld en connecties (lees: topadvocatenteam) heeft hij de problemen altijd weten te beperken. Dit keer hebben ze het écht op hem voorzien. Hij zal jaren buiten beeld blijven en er zal beslag gelegd worden op zijn spullen. Marianne zal de villa binnen een paar weken moeten verlaten.

In de tussentijd neemt ze het ervan, drinkt als een dragonder en gebruikt net als haar vrienden het hele alfabet aan drugs door elkaar. Ook met de jongens laat ze zich niet onbetuigd. Op Ibiza ben je als je na je dertiende wordt ontmaagd zo ongeveer een oude vrijster. De jonge onderzoeker in overdrive. Op een dag wanneer ze net alleen heeft geluncht – haar vrienden zagen de bui al hangen – werd ze aangehouden door een patrouille van de gevreesde Guardia Civil. Zij rijdt op de motor van haar vader en heeft – we gaan even uit van de leeftijd van de schrijfster, we hebben het over het jaar 1987 – op haar vijftiende natuurlijk geen rijbewijs.

Tegen de tijd dat ze hem zag – in uniform, uiteraard, het welbekende lichtgroene shirt op een donkergroene broek, zijn haar donkerblond of lichtbruin, hierover was ze bij nader inzien niet zeker – was er geen ontkomen meer aan. Zonder rijbewijs, motorpapieren en verzekering reed ze op de schetterende Bultaco zijn schaduw binnen.

De knappe politieagent blijkt Ramiro te heten, dat denkt Marianne althans te hebben opgevangen. Ending speelt daarna mooi met de beide namen, de tegenstellingen die elkaar aantrekken. ‘Mar’ betekent ‘zee’. Zij is onstuimig, hij, de naam gespiegeld, is kalm, volledig onder controle. Alhoewel. Hij glimlacht naar haar, iets wat de Guardia’s eigenlijk nooit doen. Hij laat haar gaan. Op dat moment nestelt zijn wezen zich in Marianne. Het zaad van de erfvijand van de jeugd, en zeker ook van de sjoemelaars in het groot zoals haar vader. Er gaat geen jaar voorbij zonder confrontaties. Zoals die keer toen ze nog een kind was en haar knuffel moest worden opengesneden om te kijken of er coke in was verstopt.

Ending geeft de agent een menselijke gestalte en laat heel duidelijk de tweespalt zien die Marianne’s gevoelens veroorzaken, in eerste plaats bij haarzelf, maar ook in haar redelijk paranoïde omgeving én bij Ramiro en zijn dienstmaat. Hoe harder Marianne zichzelf er van probeert te overtuigen dat hij niet goed voor haar is, hoe meer ze aan hem moet denken, op het obsessieve af. Voeg daar ook nog eens de spagaat die ze moet maken tussen haar beide ouders. Moeder woont op het minder toeristisch belaste Formentera en vader zit in Engeland in de bak. Hij stuurt nog wel een hoop vriendjes aan, die ook een oogje houden op Marianne. Niet al te best, want in haar naïviteit heeft ze een witwasrun gedaan, die met meer geluk dan wijsheid goed is afgelopen.

Al enkele maanden was ze ’s nachts alleen, en in de afgelegen bergen van Ibiza betekende dat ook echt zielsalleen, de dichtstbijzijnde buren zaten op anderhalve kilometer afstand.

Ze heeft wel een vriendje van haar eigen leeftijd: Nick. Maar dat is een echte mooiboy. De emotionele band met hem is dun. Tijdens de seks bezweert hij haar keer op keer dat zij het allerbeste is in bed. Beter dan al haar vriendinnen. Zij denkt op die momenten aan Ramiro. Al haar acties staan in het teken van ‘toevallige’ ontmoetingen met hem. In eerste instantie ook uit zelfbescherming. Ze heeft vanwege een noodweer een keer een nacht in de logeerkamer bij Ramiro doorgebracht. Daar moet ze een envelop met xtc-pillen verloren zijn. Fraai verwoorde gedachtespinsels. Ook jonge mensen, vooral wanneer ze hard op weg zijn om verslaafd te raken, lijden het meest, door het lijden dat ze vrezen.

Ze maakt zichzelf wijs dat ze een sterk, onafhankelijk persoon is, geen slons die maar met iedereen meegaat. Ze kent weliswaar geen grenzen, geen wortels, is niet voor niets dochter van een gangster en een hippie, maar ze zal zich bij Ramiro als een keurig conservatief meisje presenteren. Ze neemt zichzelf in de maling. Weet dat ergens wel, en dat is eigenlijk de drijfveer van haar onrust. Die ontevredenheid, die hang naar geborgenheid. Ze is een kind door de omstandigheden in het keurslijf van een volwassene geperst. Haar daden zijn het gevolg van ouders ‘die naar zichzelf op zoek zijn’. Eigenlijk, al zal ze het nooit toegeven aan haar vrienden, heeft ze behoefte aan een voorspelbare, normale wereld.

Moeder, die liever Madresh wil worden genoemd, zet haar dochter onbeschaamd in om (zwart) geld te proberen los te peuteren bij de zakenrelaties van haar man. De daden van Marianne kunnen de rechtszaak van haar vader schaden. Nergens draait het in deze doorgedraaide wereld om de belangen van het kind. Hopelijk neemt ze een goede raad ter harte: ‘We zijn er niet op gebouwd om op een eigen eiland te leven.’

Net zoals in haar eerste twee romans is de schrijfstijl van Ending in Een eigen eiland aangenaam vloeiend. Je gaat vanzelf mee in de ‘flow’. Ongemerkt word je meegezogen in de draaikolk van het hoofdpersonage. Goed gedoseerde kleine natuurelementen. Precies genoeg mooie woorden. Ending is als schrijfster opnieuw gegroeid. En zoals het hoort bij een echte roman, blijkt uit het nawoord dat ze de feiten een beetje verdraaid heeft. Het stormachtige weer vond in een ander jaar plaats. De Nissan Patrol-wagens werden pas iets later in gebruik genomen. De werkelijkheid kantelen in dienst van het verhaal. Zo hoort het!

Guus Bauer

Esther J. Ending – Een eigen eiland. Lebowski, Amsterdam. € 19,95.