Kinderen zijn contracten

Zeventien was naar verluidt de ‘absolute leeftijd’ van Harry Mulisch als gevraagd werd hoe oud hij zich voelde. Als Thomas Heerma van Voss diezelfde vraag zou krijgen dan zou ik niet verbaasd zijn als hij drieënveertig zou zeggen. In zijn vorige boek, de roman Stern, en in zijn verhalenbundel De derde persoon weet hij uiterst geloofwaardige karakters neer te zetten van mensen die absoluut niet tot de generatie van de schrijver, geboren in 1990, behoren.

Derde-persoonHet overkoepelende thema in de verhalen is misschien dat de personages weten dat hun leven voorbijgaat zonder dat ze veel invloed hebben op de manier waarop dat gebeurt. Op het moment dat ze zich realiseren dat dat zo is, kan er een verandering optreden. In ‘Het weerzien’ is dat misschien het duidelijkst waarin een Philip en zijn vrouw Claire al een tijd samenleven in een klein appartement. De komst van een derde persoon, Natalja, een goede vriendin van Claire van vroeger, zet de zaken binnen de relatie op scherp. Natalja en Claire hadden een innige, intieme vriendschap, die teloor ging toen Natalja met een Oekraïner vertrok. Nu ze huwelijksproblemen heeft, ontvlucht ze haar huis. Philip ziet haar komst met vrees tegemoet, alsof hij moet vechten tegen een concurrent. Heerma van Voss weet dat verhaal perfect te kantelen, omdat niet Philip uitgesloten wordt bij het weerzien, maar Claire. Het is niet meer zoals vroeger en ook Philip weet dat zijn verhouding niet meer is zoals vroeger, alsof Natalja hem die spiegel voor moest houden. Natalja verwoordt de argumenten die al sluimeren in zijn hoofd, ook over het hebben van kinderen.

‘Totale onzin,’ zegt ze. ‘Het doel is plezier maken. Kinderen zijn contracten. Zonder mijn zoon had ik al veel eerder de beslissing genomen een tijdje weg te gaan. Geloof me, de hel is een babywagen die in de gang staat.’

Dat een kind niet altijd direct voor een hechte band tussen de ouders of tussen de ouders en de kinderen zorgt bewijzen twee andere verhalen in de bundel. In ‘Ik ben hier niet opgegroeid’ vertelt een zoon het verhaal van zijn vader terwijl deze in coma ligt en hij vraagt zich af of hij de afstandelijkheid van zijn vader geërfd heeft.

Ik verlies me nooit in verliefdheid, moet niet huilen, word niet meegesleept door lachstuipen of woedeaanvallen. Ik wil het allemaal wel, maar het lukt niet. Heb jij me dit aangeleerd? Is het een of andere absurde overlevingsstrategie, kan ik daar nog onderuit?

Als Egbert in een De Wereld Draait Door-achtig programma terechtkomt in het verhaal ‘Bedankt voor uw medewerking’ wordt hij geconfronteerd met zijn zoon Koen die een bestseller heeft geschreven waarin het gebrek aan aandacht van zijn vader centraal staat. Egbert, die inderdaad toen Koen jong was, is vertrokken en zich weinig aan de jongen gelegen heeft laten liggen, is zich van geen kwaad bewust. Hij snapt onder de televisielampen dat hij niet voldoet aan het klassieke verwachtingspatroon dat hoort bij een liefhebbende vader, maar hij kan zijn acties in zijn hoofd wel beredeneren, maar live niet voldoende verklaren om de presentator te overtuigen. Toch blijf je als lezer sympathie voelen voor de hoofdpersoon omdat hij zo nadrukkelijk in de val loopt bij deze vorm van aanklaagtelevisie.

Het beangstigende is misschien dat je je als mens soms bewust bent dat je anders zou moeten zijn en anders zou moeten handelen om tot een beter resultaat te komen in het leven en de liefde, maar dat je eenvoudigweg niet kunt. Dat je gevangene bent van je eigen mogelijkheden. Dat inzicht laat De derde persoon haarscherp zien.

Coen Peppelenbos

Thomas Heerma van Voss – De derde persoon. Thomas Rap, Amsterdam, 186 blz.