Drie jaar geleden schreef ik al over sir Arthur Conan Doyle, maar met dit thema van de Boekenweek mag hij een keer op herhaling. En vooral zijn geest die na zijn dood nog regelmatig opdook bij spiritistische seances. Het onderschrift bij de foto luidt:

Foto van de geest van Sir Arthur Conan Doyle (1859-1930), Brits arts, schrijver en spiritist. Schepper van detective Sherlock Holmes. Foto geplaatst bij een artikel van de hand van zijn weduwe Lady Conan Doyle in tijdschrift ‘Het Leven’ van 2 mei 1931, waarin zij beweert dat haar man nog in leven is. Eén van de “bewijzen”: deze geesten-foto van een paar weken na zijn dood, gemaakt tijdens een scéance van de Engelse geestelijke Tweedale, met hulp van het fotografische medium mr. Hope.

Het is altijd handig om een fotografisch medium bij de hand te hebben, maar wie op internet zoekt naar meer foto’s met geesten ziet dat er een levendige handel was in foto’s waar een soort vage schim van een overledene te zien is. Trucage natuurlijk, maar bij de vorige eeuwwisseling waren er hordes mensen die geloofden dat juist foto’s het harde wetenschappelijke bewijs leverden. Af en toe komt er nog een foto die gesigneerd is met Arthur Conan Doyle op de markt, zoals deze foto van een jongen met de geest van een meisje op zijn knie. Hoe kan de schepper van een rationeel denkend wezen als Sherlock Holmes zo irrationeel zijn? Kijk op deze site naar nog meer ‘bewijsstukken’ uit de tijd van Conan Doyle. Juist onder intellectuelen waren spiritistische seances usance. Is het een vorm van waanzin of goedgelovigheid of misschien zelfs domheid? Tegenwoordig zijn er net zoveel mensen die in geesten geloven.

In De stille kracht (1900) van Louis Couperus wordt ook een bijeenkomst belegd waar onder leiding van de energieke Eva Eldersma geesten worden opgeroepen door een tafeldans die letters vormt. De tafel is wat wispelturig, vertelt vette roddels en is op het einde een beetje uitgeput.

– Vrek! schold de tafel uit, knarsend, draaiend. Ploert! schold ze verder.

En er kwamen eenige vieze woorden na, aan het adres van den dokter, als riep een straatjongen ze na; vuile woorden, zonder slot, noch zin.

– Wie verzint die woorden? vroeg Eva verontwaardigd.

Klaarblijkelijk verzon niemand ze, noch de drie dames, noch Van Helderen, altijd zeer in de puntjes en die klaarblijkelijk verontwaardigd was over de ongegeneerdheid van den spotgeest.

– Het is heusch een geest! zei Ida bleek.

– Ik schei uit, zei Eva zenuwachtig en hief hare vingers op. Ik begrijp niets van dien onzin. Het is wel vermakelijk… maar de tafel is niet gewend aan fatsoenlijk gezelschap.

En zo is het maar net: Nederlanders moeten zich niet te veel inlaten met geesten en stille krachten. Het is het startpunt van de waanzin.