1979, Herman Brood – Maak van uw scheet een donderslag

Liefde vreet tijd. Des te merkwaardiger dat er zo’n enorm beroep wordt gedaan op het verstand van jonge mensen in een periode dat juist het gevoel voor het eerst serieus tot ontploffing komt. In de winter van 1979 werd ik geregeerd door hormonen. Tegelijk probeerden mijn leraren schei-, natuur- en wiskunde me de maximale doorsnee van een zeepmolecuul te laten uitrekenen, de Brownse beweging uit te leggen en me de schoonheid van de hoekmeetkunde bij te brengen. Het spijt me, meneer Das, meneer Smit en meneer De Bruin, maar mijn hoofd stond tijdelijk even naar iets anders.

In de Vara-gids las ik dat jaar een passage die ik altijd heb onthouden:

Herman Brood wordt een ster, alleen de manier waarop is tamelijk onfris: elke foto die van hem wordt genomen heeft hij een spuit in zijn arm.

Mijn ouders, leraren en zelfs de verkoper van de Popfoto staken hun afkeuring niet onder stoelen of banken: Brood was een verachtelijk sujet, een klaploper, iemand waarover de kioskhouder zei, dat hij ‘hoerde en snoerde van zíjn centen’. Idealer krijg je het niet in een periode waarin je je ouders ziet als vertegenwoordigers van een ancien régime dat zo snel mogelijk omver moet worden geworpen. Een revolutie zonder strijdliederen is tot mislukken gedoemd. De mijne begon voorzichtig met Herman Brood en nam al snel in hevigheid toe met het eerste album van Nina Hagen en niet veel later The Stranglers. 1979 was een topjaar voor la musica pop moderna: The Clash, The Specials, The Talking Heads, AC/DC, Joy Division, The Specials, Pink Floyd en The Police – om er maar een paar te noemen – maakten platen waar ik nog steeds eens per maand naar luister. Shpritsz hoort in dit rijtje niet thuis. Ten eerste omdat het album niet in 1979 verscheen. Ten tweede, omdat het voor de geschiedenis van de Westerse popmuziek van beduidend minder betekenis zou zijn dan – ik noem maar wat – Joe’s Garage van Zappa.

In 1995 beklaagde punkheld Henry Rollins zich erover hoe het ontvangstcomité van het festival waar hij optrad maar bleef doorzagen over The Golden Earring, in zijn ogen een marginaal garagerockbandje. (Well, yeah, denk ik nu, in de woorden van Rollins’ landgenoot Jeffrey Lebowski, that’s just like your opinion man.)

Als je met de auto door Amerika crosst, kan het zomaar gebeuren dat je ergens in Carburator County, ter hoogte van Radiator Springs de radio wat harder moet zetten voor Radar Love, Venus van Shocking Blue of voor Little Green Bag van de George Baker Selection. Niemand kan beweren dat Brood het niet ook heeft geprobeerd. Maar, zoals dat zo vaak gaat met Nederlanders die het he-le-maal gaan maken in Amerika, (Ilse de Lange, Wim Sonneveld, Renée Soutendijk) bleek Brood uiteindelijk te Nederlands om daadwerkelijk internationaal door te breken. Dat niemand minder dan Francis Black van The Pixies in 2007 een hele cd lang eer betoonde aan onze grootste, tragische rocklegende veranderde daar weinig aan. Het is met Shpritsz als met De Avonden. Het zijn kunstwerken die door een hele generatie Nederlanders op handen worden gedragen. Maar probeer dat in een internationaal gezelschap van cultureel angehauchte vreemdelingen maar eens uit te leggen’: ‘It is a book about a young man who discusses the essence of Dutch pastry and the differences between berry-apple juice with his parents and who has lengthy conversations with his toy rabbit.’

Dan maakt Brood het je nog een stuk makkelijker, want die heeft het zelf al voor ons in het Engels opgeschreven:

The neon light, of the open all night,

was just in time replaced by the magic appearance of a new day while

a melancholic widow* was crawling on his back just in

front of the supermarket door way, child

Dat is tenminste wat ik versta. Een mooi openingsbeeld: de neonreclame vervaagt en wordt precies op tijd vervangen door het magische licht van de nieuwe dag. Dat het technisch gesproken dan geen zaterdagnacht meer is maar zondagmorgen; daar zullen we niet moeilijk over doen. Maar bij die melancholieke weduwe die zich op zijn (sic!) rug voor de ingang van de supermarkt voortsleept, gaan mijn wenkbrauwen omhoog. Toen ik vijftien was kon ik er geen touw aan vastknopen. En dat is nu, vijfendertig jaar later, nog steeds zo. Het beste wat je erover kunt zeggen is: ik begrijp er geen reet van, het zal wel poëzie zijn. Datzelfde geldt voor de man die een couplet later met z’n dikke vinger op het vage groepje even verderop wijst en ‘daarom’ tegen de grond ‘moet’ worden geslagen.

as a man passed by and asked us, 

what we were doing what we needed, 

as he pointed his big fat finger 

to the people hangin’ round at the corner of the other side of street 

oh well

doin’ nothing, just hanging around, 

what do you mean doin’ nothing so, 

So we had to hit him to the ground, 

doin’ nothing just hanging around. 

His head all busted lookin’ just a little to wise, child 

Google translate bestond nog niet, maar dit is wel ongeveer wat er gebeurt als je een bladzij uit het dagboek van een vroege puber door Babelfish laat vertalen.

Vergelijk dat, voor we terugkeren naar het Nederlandstalige lied waar deze serie over gaat, nou eens met:

The radio’s playin’ some forgotten song.

Brenda Lee’s coming on strong.

The road has got me hypnotized,

As I spin into a new sunrise.

En

It’s half past four and I’m shifting gear.

Dan gaat de eervolle vermelding voor begrijpelijk Engels toch naar Barry Hay en wekt het verder weinig verbazing meer dat Broods tournee door Amerika in 1979 geen succes werd en dat hij dat jaar, in een wanhopige poging om in het centrum van de aandacht te blijven, zijn eerste Nederlandstalige nummer op de markt slingerde.

Hete tranen, vissersvet

Nymfomanen, goudrenet

Pedomanen, frietje met

Pedofielen, vroeg naar bed

Melodrama, narcotica

Hopeloos in Appelscha

Kop met pukkels, aan het gas

Wees de beste van de klas

Maak van jouw scheet een donderslag

Ik hoop dat ik er nog een zooitje laten mag

Maak van uw scheet een donderslag

Maak van uw scheet een donderslag.

Brood op z’n best, of liever Brood op z’n Broodst. Zoals uitgever Antons S. het voor de eeuwwisseling zo uitstekend voor me samenvatte: ‘Herman Brood is vooral goed in Herman Brood zijn.’

Ik ben hem blijven volgen tot zijn onvermijdelijke grande sortie in 2001. Ik bewonderde zijn vermogen om de werkelijkheid naar believen te vergroten en te verkleinen, om de absurditeit van het leven op aarde in woord en beeld te vangen. En eens per jaar zet ik zelf Shpritsz nog wel eens op, vooral voor de riffjes van Lademacher. Of ik zwijmel na bij Still believe, het nummer dat ik eindeloos beluisterde in het jaar dat ik bleef geloven, dat ik de liefde terug kon winnen van het meisje voor wie ik een jaar lang had verzuimd mijn huiswerk te maken. Smit, Das en De Bruin lagen er niet wakker van: met een drie voor scheikunde, en vier voor wiskunde en een vijf voor natuurkunde stuurden ze me in de zomer van ’79 naar huis. Onnodig te zeggen dat daarna ook Broods andere Nederlandstalige hit erin ging als een fles brandewijn in een zwerver.

* Op internet lijkt iedereen genoegen te nemen met ‘reno’ in plaats van ‘widow’. Reno is Spaans voor ‘rendier’. We mogen niks uitsluiten, maar een melancholisch hoefbeest dat op z’n rug langs de supermarktdeur kruipt, vraagt mij toch net iets te veel van het menselijke voorstellingsvermogen.

Erik Nieuwenhuis