Je heilig been bewerken!

Schrijver is niet alleen het oudste, het is ook het mooiste beroep van de wereld. Ik ontvang af en toe presentjes en kaartjes waarmee tevreden lezers mij bedanken voor hulp waarvan ik me niet bewust ben dat ik die geboden heb. Maar, schrijf ik dan terug, als ik geweten had dat u (of jij, hangt af van het handschrift) in nood verkeerde, en ik was in de buurt geweest, had ik zonder aarzelen 112 gebeld.

         Natuurlijk wordt niet dit soort hulp bedoeld, dat weet ik ook wel, of eigenlijk, dat vermoed ik, want als ik vraag wat mijn hulp precies inhoudt, dan krijg ik nogal vage antwoorden, alsof de tevreden lezer zich plotseling een beetje schaamt voor… ja, voor wat eigenlijk?

         De reactie van een Antwerpse lezer die me sms’te dat hij een zin uit Leer mij Walter kennen rondom zijn kringspier had laten tatoeëren, en daarvan veel ‘verlichting had ondervonden’, ervoer ik eerst als een compliment (ik vroeg me af of dit andere schrijvers ook wel overkwam, en op welke lichaamsdelen hun zinnen voortleefden – een zin van Hella Haasse als polsversiering? Een Gerrit Komrij-gedicht om de taille, als een soort van spirituele insnoering?), maar algauw sloeg de onzekerheid toe.

         Niet alleen liet hij niets los over de oorsprong van het euvel – ging hij gebukt onder verstopping, moest ik aan vaginisme denken? – ik heb er ook niet uit kunnen krijgen welke zin hij dit bijzondere lot toebedeeld had.

         Eén keer kreeg ik wel een bevredigend antwoord.

         Een lezer uit Drenthe bedankte me voor een scène uit mijn eerste boek. In die scène betaalt de protagonist een taxichauffeur in natura, dat wil zeggen, hij biedt hem in plaats van een eurobriefje zijn kont aan, ingevet en wel, helemaal gebruiksklaar.

         Hij was er trots op dat hij, denkend aan mijn scène, een taxichauffeur hetzelfde voorstel had gedaan. Zonder mijn scène, bekende de Drentse lezer ruiterlijk, was hij nooit op het idee gekomen.

         Dat hij hierop hardhandig uit het voertuig verwijderd werd, was een onvoorziene scriptswing die hij me niet aanrekende. Integendeel, hij vond het juist ‘heel mooi’ dat hij mijn scène een persoonlijke wending had gegeven. Een prettige bijkomstigheid – onderstreept in de brief – was dat de rit hem niets gekost had.

         Tegenwoordig stel ik geen vragen meer en wacht af wat een tevreden lezer, meestal per PostNL, maar opgepast, Sandd rukt op – mij toestuurt.

         Gisteren ontving ik een gedicht:

Ik ben een actieve ass-player.

Je kringspier iets oprekken

Met twee – drie vingers.

Je prostaat masseren

Ietsje naar binnen dus.

Draaien en op en neer gaan!

Je heilig been bewerken!

[…]

Als je wilt

Ga ik verder naar binnen.

Ik ben een MASTER.

Ik heb kleine vingers en dunne polsen.

[…]

MOET JE EENS OPLETTEN!

Misschien is dat nog wel het mooiste van schrijver zijn. Zelfs als je oud en afzichtelijk, slecht ter been en incontinent wordt, je hoeft nooit voor seks te betalen.

Aristide von Bienefeldt

Eerder gepubliceerd in Tzum, ‘De roze letteren’, nummer 53/54